United States or Colombia ? Vote for the TOP Country of the Week !


Het duist're licht, dat ons de hemel schonk, Bracht ons beangst gemoed, in steê van troost, De zekerheid van de' onvermijdb'ren dood, Dien ik voor mij wel daad'lijk hadde omarmd, Maar 't stâge jamm'ren van mijn gade, die Vooruit beweende, wat zij naad'ren zag, En 't bitter schreien van mijn lieve kleinen, Die weenden nu zij 't and'ren zagen doen, Deed mij naar uitstel streven van ons lot; Want uitstel mocht het zijn, iets anders niet.

KOOPMAN. De zonnewijzer, meen ik, wijst op vijf; Zoo daad'lijk komt de hertog zelf hier langs Op zijnen weg naar 't somber dal des doods, De plaatse, waar het halsrecht wordt gehouden; Zij ligt aan de overzij der kloostergracht. ANGELO. Wat roept hem daar? 123

Daarom, mijn beste Proteus, gij mijn gids, Begeven wij terstond ons naar de stad, En zoeken daar bedreven muzikanten. Ik heb een minnedicht, dat dienen kan, En daarmee zij uw goede raad beproefd! HERTOG. Aan 't werk, gij heeren! PROTEUS. Tot slapenstijd, mijn vorst, staan we u ten dienst, En zorgen dan vol ijver voor ons plan. HERTOG. Neen, daad'lijk nu aan 't werk! Ik laat u vrij.

Doch wordt haar liefde uit Valentijn gewied, 't Volgt niet, dat die in Thurio wort'len zal. THURIO. Tracht daarom hare liefde van hem af En daad'lijk op mijn kluwen op te winden, Eer ze in de war raak' en voor niemand deug'; En dit gebeur', door mij niet min te prijzen, Dan gij ten nadeel spreekt van Valentijn.

Want tracht gij met geweld hier in te breken, Juist op dit uur van druk verkeer, dan loopen Er daad'lijk dwaze praatjes door de stad, En vinden ingang bij 't gemeene volk; En zoo wordt op uw vlekkeloozen naam Een booze smet geworpen, die blijft kleven, En na uw dood uw graf onteeren zou; Want laster, eens gezaaid, is schielijk groot, En blijft aan 't groeien, waar zij wortel schoot.

Maar daar zwoer Die valsche goudsmid mij een duren eed, Dat hij de keten mij gegeven had, Die ik, bij God, nooit had gezien, en liet Mij daad'lijk voor 't bedrag in hecht'nis nemen. Ik heb mij niet verzet, maar zond mijn lummel Naar huis om geld; hij keerde zonder geld. Toen heb ik mijn bewaker overreed, Dat hij mij naar mijn huis zou vergezellen.

Toen ik naar lust haar had bestraft, en zij Deemoedig bad om mijn toegevendheid, Toen vorderde ik dien lievlingsknaap haar af; Zij gaf hem daad'lijk en haar elfe droeg Hem naar het elfenland in mijn prieel. Nu ik het knaapje heb, bevrijd ik ook Haar oogen van de' afschuwelijken waan.

PROTEUS. Weet, eed'le vorst, toch werd een plan gesmeed, 38 Hoe hij haar kamervenster zal beklimmen, En langs een koorden ladder haar gaan halen; De jonge minnaar ging daar juist op uit En komt er daad'lijk dezen weg mee langs; Zoo 't u behaagt, gij kunt hem licht betrappen.

SILVIA. Dit staat aan u; niets anders is mijn wil, Dan dat gij daad'lijk u ter ruste spoedt. Gij loos, meineedig, valsch en trouwloos man! Gelooft gij mij zoo ijdel, zoo onnoozel, Dat mij uw vleitaal ooit verlokken zou, Hoe menigeen uw eeden ook bedrogen? Keer huiswaarts en doe boete aan uw geliefde.