Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 24 mei 2025
Zoo stond ik, totdat het donker werd, en toen ik licht wilde aansteken, kon ik de lucifers niet vinden, en toen ik die gevonden had, wilde de lamp niet branden: vrouw Bütow had de kous niet afgeknipt; en toen die eindelijk na veel moeite begon te branden, ging ze weder vlak voor mijn neus uit; vrouw Bütow had er geen olie ingedaan.
Aan mijn voeteneinde, daar zaagden twee, steeds afwisselend, hout: de een zaagde altijd kleine dunne stukjes voor een koffie-vuurtje, en de ander verwerkte knoesterig eikenhout; en als het hout voor het koffie-vuurtje gezaagd werd, dan danste de nachtmuts van vrouw Bütow voor mijne oogen op en neêr, altijd op en neêr; en als in het knoesterig eikenhout gewerkt werd, dan schemerde het mij voor de oogen, alsof een groote schoone aardbezie in een groen boschje stond, en als ik scherper toekeek, dan was het de roode neus van mijn oom Matthijs, die boven mijn groene deken uit kwam kijken.
We meenen dat maar zoo." En wanneer ik nu 's avonds deswege niet naar de damclub ging, dan begon vrouw Bütow, die wauwelaarster, en strooide mij steeds heel kleine, fijne snuifjes in den neus en in de oogen: of dat zóó moest? of dat het zóó moest? Zij wist immers niet, hoe ik dat nu hebben wilde.
En ik zeg aan vrouw Bütow: "vrouw Bütow," zeg ik, "ga eens naar den koopman Bohnsacken en koop voor mij een paar fijne gele handschoenen, zooals de jonge heeren advokaten steeds dragen, als zij eens heel veel willen beteekenen. Maar mooie gele!"
De laarzen zijn stuk? en met de wol, die ik aan vrouw Bütow gegeven heb, stopt zij hare eigene kousen, en de mijne hebben geene zolen meer. Alles in de wereld heeft zijn natuurlijke oorzaken."
De schoenmaker scheen het mij aan te zien, dat ik mij niet recht wel gevoelde, want toen zijne beide kleine cherubs mij behoorlijk uit zijn paradijs getoeterd hadden, ging hij met mij naar den overkant en wilde mijn licht aansteken en vroeg waar de lucifers stonden. "Ik heb ze wel," zeide ik, "maar de hemel en vrouw Bütow alleen weten waar ze te vinden zijn."
Maar toen wij daar binnen kwamen en vrouw Bütow juist de tafel dekte, toen kon hij zich niet langer goed houden, toen speelde zijn gansche hart solo in de kleur, en toen de vrouw hem aankeek, straalden uit zijne oogen niets dan troeven, en hij wees met den duim over de schouders naar mij heen en zeide: "Ziet ge hem daar, vrouw Bütow? Daar staat hij, mijn zusters zoon!
Ik was zoo ontzettend zwak, dat ik mij niet verroeren kon, en als ik de oogen eens opsloeg, dan stond vrouw Bütow voor mij en had den rooden verglaasden pot in de ééne hand en een lepel in de andere, en voerde en propte mij vol met een ziekensoep, die zoo stijf was als boekbindersstijfsel en ook zóó smaakte, en ze zeide dan: "Eet toch, eet toch maar! Als ge niet eet, wordt ge niet beter."
Die is nu ook al aan 't vrijen, zoo goed als de besten!" en toen vrouw Bütow kwam en mij feliciteerde en weten wilde, wie de gelukkige was, had ik al weder genoeg te doen om haar tot zwijgen te brengen; en toen zij weg was, zeide hij, terwijl hij zeer van ter zijde mij aankeek, dat ik een huichelaar, een verstokte was en een slecht hart moest hebben, dat ik zulk een geluk zoo lang verzwijgen kon.
En daarop ging zij vóór de opening van de kachel zitten blazen, en de kolen gloeiden tegen hare dikke bolle wangen, zoodat ik haar niet kon aanzien, of ik moest steeds denken: "'t Is zonde! ik weet zeer goed, dat dit mijne vrouw Bütow is, eene christelijke weversweduwe; waarom moet ik dan bij haar altijd aan de hooge personages denken, die diep, zeer diep beneden ons wonen op een plek, waar het zeer heet moet zijn?
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek