United States or Kazakhstan ? Vote for the TOP Country of the Week !


De Kerels traden allen buiten de schuur, hingen de korenwannen aan lederen riemkens op hunnen rug en schikten zich in zekere orde. Burchard en de twee Keurmans sprongen te paard, en de bende, wel honderd sterk, begaf zich door de duisternis op weg.

Eindelijk bekwam Burchard Knap het woord. Hij stond op en zeide met eene holle en krachtige stem, waarvan de ontzaggelijke toon alleen indruk deed op zijne aanhoorders.

Robrecht heeft mij snood bedrogen", klaagde Disdir Vos met versmachte woede. "Ik maak u rechter tusschen ons beiden, Burchard. Oordeel of ik niet het slachtoffer eener hatelijke kuiperij mij mag noemen. Het is reeds lang dat ik jonkver Wulf bemin. Zeker, zij hadde mijne hulde aanvaard indien Robrecht mij dit geluk niet had benijd.

Burchard stond op en begaf zich naar de schuur, die gansch opgevuld was met mannen, meest langgebaard, waartusschen evenwel ook jongelieden zich bevonden, wier kin nauwelijks door eenige donzige haren was beschaduwd. Het grootste getal was voorzien van eenen zwaren kruisboog, eenigen droegen lange handbogen.

Ook zegende Robrecht ten tweeden male de grafstede met wijwater. Ten laatste boog Burchard Knap zich over het graf en, terwijl hij den steen met de lippen raakte, zeide hij: "Ik kus den doodenzoen ter eere van Karel van Denemarken. Weze aldus zijne schimme bevredigd, en verzake zij jegens mij aan vijandschap en aan wraak!"

Robrecht verschoonde zich bij Burchard omdat hij niet langer zoo van de anderen afgescheiden met hen kon blijven, aangezien hij beleefdheidshalve zijne ooms en zijnen schoonvader gezelschap moest houden. Hij dreef daarom zijn paard vooruit en begaf zich naar het hoofd van den stoet. Eenigen tijd daarna bereikten de Erembalds de stad Yperen.

"Robrecht is een veinsaard; hij heeft mij laffelijk bedrogen; ik zal mij wreken!" riep Disdir, knarsetandend van spijt en woede. "Gij zult u wreken? op Robrecht?" herhaalde Burchard glimlachende. "Het is uwe zaak, maar uit vriendschap tot u kan ik niet nalaten u van twee dingen te verwittigen.

Eene zieke vrouw, met een kind op den arm, stak het eerste hare hand uit, om den denier te ontvangen, dien graaf Karel haar toereikte.... Maar op dit oogenblik wierp Burchard den gescheurden mantel zich van de schouders; een zwaard bliksemde in zijne handen, en hij sloeg het neder met zulk wreed geweld, dat de arme graaf, zonder zelfs eene klacht te kunnen uiten, met gekloofd hoofd op den vloer der kerk achterover stortte ...

"Zijn mijne gezellen gewroken, de moord van mijnen armen Eric blijft onbetaald! Hadden wij hier dan slechts iemand van Rambolds maagschap gevonden, iemand dien hij bemint!..." Er naderde een Kerel die, de laatste klacht van Burchard hoorende, hem zeide: "Iemand van Rambolds maagschap? Wees tevreden, mher Burchard: daarbeneden, in den kelder, ligt het lijk zijner zuster." "Het lijk zijner zuster?

Sedert Burchard Knap werd gebannen, sedert zijn huis te Bethferkerke werd afgebrand, verspreid men zonderlinge geruchten. Er zijn er die beweren dat Burchard des nachts bedektelijk in de bosschen rondreist en de Houtkerels tot eenen opstand aanvuurt. Een van 's graven laten, die buiten Yperen woont, meent Burchard omtrent Loo in de duisternis op een reusachtig paard te hebben ontmoet en herkend.