United States or Norway ? Vote for the TOP Country of the Week !


Schaeck was sterk als een stier en wist stompen en stooten te geven, die iemand omver deden tuimelen; Berkheij was glad als een aal en volleerd in de kunst van zijn weerpartij 't beentje te lichten. Nu ging er bijna geen dag om, of de twee partijen waren handgemeen, en hunne ouders, in stede van zulks te verbieden, lieten hun stil hun gang gaan, zoo zij hun dwaasheid niet nog aanmoedigden.

Dit werkte; want noch de ouders van Schaeck, noch die van Berkheij, noch die van Olfert of Piet Pietersz. waren lieden, wien 't erg zou geschikt hebben, om den wille hunner baldadige jongens drie gulden boete te betalen; waarom zij hun dan ook het vechten wel streng verboden; maar met dat al was tusschen de knapen de wrevel niet geweken en meermalen had men Schaeck hooren zeggen, dat borgen geen kwijtschelden was, en dat hij zijn leed nog eens geducht op Berkheij zou wreken.

Van de groote kloppartij bij de Pieterskerk. Eens, in 't laatst van Augustus van datzelfde jaar 1573, stond Schaeck weder met een hoop jongens op het plein bij de Pieterskerk, toen hij van verre Berkheij en de zijnen langs de Kloksteeg naderen zag. "Past op, jongens!" riep hij: "daar is dat Geuzenvolkje weer: dezen keer zullen zij den dans niet ontspringen.

Wanneer menschen, groot of klein, zich tot het een of ander doel vereenigen, dan kiezen zij zich doorgaans een of meer hoofden of leidslieden: en zoo hadden zich ook weldra de beide vechtende partijen elk een aanvoerder gekozen: de Roomschgezinde jongens zekeren Gijsbrecht Korneliszoon Schaeck, een dikken, stevigen krullebol, zwart van haar en wenkbrauwen, met een breeden platten neus, een frissche gezonde kleur, een wijden mond, van hagelwitte tanden voorzien, en een paar groote heldere, vroolijke blauwe oogen: de Protestanten zekeren Willem Aelbrechtz Berkheij, of Barkeij, een knaap, wiens ouders van Schotsche afkomst waren.

"In de vest bij de Koepoort," antwoordde Berkheij: "en wil je eens zien, wat ik gevangen heb?" Dit zeggende hief hij zijn hengel omhoog en lichtte uit den aker een visch op, die nog aan 't snoer vastzat. "Een botje!" riepen de omstanders. "Ja! maar welke soort?" vroeg wederom Berkheij: "hebt gij een van allen ooit in onze wateren zulke bot zien komen?"