United States or Lesotho ? Vote for the TOP Country of the Week !


Het vereischte geen geringe mate van voorzichtigheid om den bewoner te naderen: daar de vloer grootendeels bedekt was met boeken, wier versletene, bemorste en gescheurde banden wel getuigden, dat de eigenaar meer hun innerlijke waarde dan hun uiterlijken tooi op prijs stelde.

Ze gingen zitten, zoo ver mogelijk van de schel-schitterende lichtkroon, in een hoek van warm-donkere gordijnen en behang, en ze aten veel en duur, bizondere schotels, met gedrild-strakken eerbied aangedragen door de deftig-arrogante kelners, en wisselden telkens van fijnen wijn, zoodat er een rijkdom van glaswerk kwam te staan op het, hier en daar slordig bemorste, zacht glanzende damast van hun tafel.

En toen de gele ruiters weêr stegen op hun bemorste paarden, was het als rilde er een huivering rond voor bloed en zonnekleuren door de dammen van menschen, waar de kreten saâmgepakt uit opstegen als één groote schreeuw uit eene groote borst.

In de groote kamer daarboven met de gewitte muren, de roodgeschilderde kisten en de groote tafel, waar de kaarten nog op de met brandewijn bemorste tafel liggen, waar de breede bedden door geel geruite gordijnen verborgen worden daar slapen de kavaliers. Ach, die zorgeloozen? En in den stal voor de gevulde ruif slapen de kavalierspaarden en droomen van de heldenfeiten hunner jeugd.

Zij had oogen lijk die van een vrek, zonder glans van min of van vriendschap. Twee lange, puntige tanden staken uit haren mageren mond met zijn dunne, kleurlooze lippen. En een groote roode vlek bemorste hare linkerwang. De meidekens lachten, spotten met haar en zeiden: Lievelinge, lievelinge, geef hem te drinken! Hij zal u kussen en streelen.

Godelieve verdroeg alles met een engelachtig geduld; slechts wanneer men hare schrijfboeken bemorste of beschadigde, weende zij in stilte, omdat zij vreesde in de school door de Zusters te worden bekeven. Elken dag, zoohaast het avondmaal was geëindigd, ging zij met hare boeken naar het huis van bazin Damhout.

Hoe verder wij in Parijs doordrongen, hoe minder het aan mijn kinderlijke droomen en mijne verwachtingen beantwoordde: de bevroren grachten wasemden een vuilen geur uit; de slijk werd hoe langer hoe zwarter en wanneer zij niet meer uit ijs of sneeuw bestond, dan spatte zij om de wielen der rijtuigen en bemorste de ruiten der onaanzienlijke winkels.

Het sop droop van 'r kin, bemorste de bruine vervuilde blokken der blouse. "Dag" , zei ze verlegen, 'r lippen nat en met gele draadjes. "Kom-ie ook voor de school?", vroeg hij. "Voor me zussie", lachte ze, voor 'm stilstaand. Er was vrijpostigs in 'r oogen. Even hadden ze paarse vlamming door 't schemerlicht van 'n zijsteeg.