United States or Guinea ? Vote for the TOP Country of the Week !


En intusschen rolde de wereld steeds voort, en zij werden ouder en ouder, en die kinderen waren ook ouder geworden; en die jongelingen hadden hunne belofte vergeten of gehouden, maar waren nu zelf vergeten. Altijd geslachten, die voorbijgingen om plaats te maken voor de nieuwe, zooals de dorre gele bladeren voor de groene. En hoeveel namen en letters staan er in gesneden! zei Bella.

Ge moet mij helpen. Ik heb iets gedaan buiten u en gij moet mij zeggen of ik goeddeed. Zeg iets, Rup, verbied mij iets. Ge weet, ik heb mij ineens dat leven in Weenen herinnerd. Ik ben verleden week dat roode ding in de Bisschopstraat binnengeloopen en ik heb er gesoepeerd met twee van die halve wereld. Zij heeten Bella en Marjolene. Eergisteren heb ik ze bij me thuis ontvangen.

Het duurde niet lang, of Isidoor, die met eene boodschap van Lidewyde naar stad moest, merkte op dat van onder den luifel van het Fonteintje, met dichterlijke vrijheid door Jakob en jufvrouw Bella de verandah genoemd, telegrafische seinen tot hem gerigt werden.

Wel, mijnheer Vrebos, schetterde het nooit moede stemmeken van juffrouw Bella, wel, mijn goede heer, hoe zonnig ook het verre land is, hoe zonnig toch is 't huis waar verlangende herten wachten.... Ze loerde daarbinst naar Goedele met liefelijke blikken, en draaide haastig omme haar ongedurig lijf en gilde: Oh! l'amour! Elkendeen had zijn aangewezen plaats in de eetzaal.

Het was een heerlijke, warme zomeravond, en wij zaten in de tuin, toen mijne moeder Bella tot zich riep. Zij verliet met zekeren weerzin hare bloemen en kwam zachtkens aan. Mevrouw Van N. streelde de zwarte haren, die in dichten overvloed het fijne tengere gezichtje omringden en het nog fijner en tengerder deden schijnen. Zult gij veel, veel van mij houden, Bella? vroeg zij.

Dan zal ik u de Schoone Helena laten zien." "Dank u hartelijk, mijnheer Jakob! ik moet te vroeg bij de hand zijn, om tot 's nachts twaalf uur in de komedie te zitten." "Reden te meer, ook voor u, jufvrouw Bella, om met de kippetjes..." Doch toen hij weder van zijne kippetjes begon, was jufvrouw Bella eensklaps verdwenen.

Bella, zeide ik peinzend, ik twijfel zeer, of er wel verbeelding en gevoel bestaan, en of dat niet maar ijdele herschenschimmen zijn! Bella nam een grooten doorn en stak daarmede in mijn been. Ai! riep ik, wat wil je? Zien of je gevoel hebt: gelukkig bestaat het toch nog.