United States or Christmas Island ? Vote for the TOP Country of the Week !


«Willen wij hem opzoekensprak de knaap tot zijn zusje. «Ik durf niet, Atto, moeder zegt gedurig, dat wij ons van hier niet mogen verwijderen.» «Zij zal het niet weten» lachtte Atto, «zij is vader tegemoet, die heden van de jacht terugkomtEn Juna liet zich overreden.

Atto verzamelde groote steenen en aardklompen, waarmede hij den ingang der grot versperde, want de avond viel en hij voorzag, dat zij den nacht in de eenzame schuilplaats zouden moeten doorbrengen. Toen nam hij zijn schreiend zusje op den schoot en het arme meisje, uitgeput van angst en vermoeidheid, viel weldra op zijne knieën in slaap.

Atto echter waakte, hij hoorde het gehuil der wolven, en andere wilde dieren, dat akelig door het woud weerklonk.... 's Anderendaags, vroeg in den morgen, ontwaaktte Juna. Atto nam haar bij de hand en beide kinderen hervatten hun gevaarvollen tocht.

Klapwiekend vloog de zwarte woudraaf uit een naburig berkenbosje en daarna werd alles stil, doodstil. Langzaam, o! zeer langzaam verstreek de tijd. Atto zocht en zocht, klom op een boom, tuurde in de verte ... hij zag enkel boomen en niets dan boomen. Eensklaps werd de lucht duister, de wind stak op, bliksemschichten flikkerden, de donder rommelde.

Hoe hartelijk schonken zij hun vergiffenis en hoe vurig dankten zij hunnen vriend, den braven, dienstvaardigen Gangusso. Oud België. Welke eigenaardige hut bewoonden Atto en Juna! 'k Wed, dat men, in onze dagen, in geen enkel land der wereld, eene dergelijke meer zou aantreffen!

«Daar komt een mankreet eensklaps Juna met blijde verrassing. «Gangusso! vaders vriend! dezelfde, die verleden jaar onze berenhuid kochtlachte Atto en de man, van zijnen kant, scheen de kinderen te herkennen, want hij liet een rooden doek boven zijn hoofd zwaaien en spoedde zich naar de kleinen. Gangusso was een man van groote gestalte, met blauwe oogen en lange, blonde haarvlechten.

Op het land, en vooral in de Ardennen, waar steden en dorpen ver van elkander liggen, gebeurt het niet zelden, dat reizigers, in eenzaam staande hoeven, voor den nacht worden opgenomen. Bewoonden Gangusso, Atto en Juna misschien het Zuid-Oostelijk deel van ons land? Dat deden zij ... maar, nu mijn verhaal ten einde loopt, wil ik u vertellen van de oude bewoners van Laag-België.

Na een half uur gaans vernamen zij het gemurmel van een beekje dat, tusschen lisch en weegbree, zijne heldere golfjes voortstuwde. «Wij zijn geredmurmelde Atto, «laten wij langs den boord van het water voortgaan, want het leidt naar de woningen der menschenHoopvol nam hij zijn zusje bij de hand en zette zijnen weg voort.

De bloote voetjes der kleine Juna waren vurig rood en Atto had zich, vlak onder de knie aan een scherpen doorn bezeerd, doch om zijn zusje niet bang te maken, beet hij zich op de lippen en beweerde geen pijn te gevoelen. Maar, waar toch was het smalle pad, waarlangs zij gekomen waren? Atto zocht het vruchteloos onder de varens en Juna vreesde, dat zij verdwaald vaaren.

Omtrent den middag bereikten de kinderen een breed water, dat niet diep was, want de reizigers doorwaadden het zonder moeite. Nu stapten zij verder over heiden en dwars door wouden en bereikten omstreeks den avond, de ouderlijke hut. Hoe gelukkig waren de ouders van Juna en Atto, toen zij hunne kinderen wederzagen!