United States or Grenada ? Vote for the TOP Country of the Week !


En toen ik wegreed, riep hij mij na: als mij, met het meel, een wonderlijk ding mocht overkomen, dan moest ik maar naar den raadsheer Herse gaan, die zou mij de zaak wel uitleggen, als hij 't goedvond. "Wel, dat 's toch gek," zeide vrouw Strüwing. Toen kwam Hendrik Voss binnen; hij zag er zeer stil en afgetrokken uit.

"Fritsje," zeî hij, "loop eens gauw naar mijn huis, mijn jongen; ge zult er een suikerkransje voor hebben; en roep mijn Johan en mijne dochter, de vrouw van Struwing, eens, en zeg hun, dat zij eens komen overloopen, want dat die gauwdieven, die Fransozen, mij nu ook wel zouden kunnen meênemen naar hun godvergeten land, gelijk zij 't vroeger al met mijn vijfjarig bruintje gedaan hebben."

Mijn vader bedankte hem, omdat hij hem door zijn' mantel beveiligd had; mijne moeder, omdat hij daardoor mijn' vader had helpen ontvluchten; mamsel Westphalen dook driemaal onder en zeide, dat zij 't nooit zou vergeten, wat hij voor haar gedaan had; en de molenaar Voss zeide, dat zij eigenlijk alleen slechts door mijnheer Herse vrijgekomen waren; en toen de oude Witt dat ook bevestigde, beloofde vrouw Strüwing hem in haar hart, hem een grooten koek te zullen bakken.

De kamerdienaar groette steeds, naar den kant van den wagen, waar hij zat, en mishandelde zijn hoed op eene onmenschelijke wijze; en aan den anderen kant riep de oude Witt recht gemeenzaam van den wagen af: "Goeden dag, oude! Goeden dag, Bank; hoe maakt het je bochel? Goeden dag, Johan! Goeden dag, Strüwing! Wel? Alles wel? Hoe is 't met de varkens?"

En, kindlief," zeide hij tot mijne moeder, "wie zich eenmaal daaraan gewend heeft, voor dien is 't lastig, ze te moeten missen." "Frits," zei de vrouw van den baljuw tot mij, "loop eens naar den overkant, naar den bakker Witt, en vraag of vrouw Strüwing ook wat voor haren vader wil meêgeven."

Ik deed de boodschap, en toen ik met Johan en vrouw Struwing en het suikerkransje terugkwam, stond Hendrik Voss, de neef van den molenaar, met de oude molenaarsvrouw en Fieken Voss, al voor het raadhuis met zijn' wagen stil, want de armee-gendarmes hadden ten laatste toch den rechten weg naar den Gielowschen molen gevonden, en daar het geheele nest uitgehaald.

Nu ging men aan 't pakken; het was spoedig in orde, en toen alles op den wagen lag, kwam vrouw Strüwing nog met een groote mand vol boterbroodjes en metworst aandragen. Fieken zat al op den wagen; de baljuw had den brief gereed, en toen hij dien aan Fieken gegeven had, riep hij Hendrik ter zijde en zeide: "Gij zijt dus de zoon van Jochem Voss, die zoo lang met den molenaar in proces geweest is?"