United States or Tonga ? Vote for the TOP Country of the Week !


"Begrepen, mijnheer," mompelde de veldwachter bevestigend. De burgemeester en de grootste hoop der omstanders volgden den treurigen stoet, die den gewonden notaris naar zijne woning vergezelde. "Kom, Mie-Wanna, heb moed," zeide de baanwachter tot zijne vrouw. "Ga nu bij de kinderen in den waggon en ween niet langer; het kan er toch niet aan helpen.

Stilzwijgende stapte zij nu in den glibberigen veldweg voort. De grootmoeder en de kinderen, die hare hopelooze overtuiging niet deelden, drukten nu en dan eene troostende overweging uit; maar Mie-Wanna, uit schrik van hen diep te bedroeven, antwoordde zeer zelden, en dan nog door een kort gezegde.

Daarenboven, nu was er een tempeest losgebroken; het vervulde de korte ruimten tusschen de donderslagen met het gehuil der winden en het gekletter der nederstortende hagelsteenen. De baanwachter stond op en ontstak het licht in zijne lantaarn. "Och God, Jan, door zulk ijselijk weder!" zuchtte Mie-Wanna. "Wie zou wreed genoeg zijn om er eenen hond door te jagen?"

Was het niet het droevig lot onzer kinderen, het verlies van mijnen post te Bolderhout en, eilaas, het verlies mijner eer, ik zou met verduldigheid mijn vonnis aanvaarden.... Hebt gij reeds overwogen, Mie-Wanna, wat gij gedurende den tijd mijner gevangenis zult doen?" "Ik zal mij de vingers van de handen werken, Jan. En met Gods hulp...."

Sander zult gij bij u houden; maar Barbeltje moet gij naar mijne zuster te Vilvoorden dragen. Zij zal uit medelijden het kind wel gedurende twee jaren houden.... Gij weent, Mie-Wanna! Ik begrijp wel, dat uw hart verscheurd wordt, maar de nood is onverbiddelijk.... Driesken moet gij bij uwen ouden oom, den wagenmaker, doen.

Hij had bevel ontvangen om vrouw Verhelst bij haren man te brengen, en onder geen voorwendsel hoegenaamd mocht hij dit bevel te buiten gaan. "Moeder, kinderen lief, weent zoo bitter niet," zeide Mie-Wanna met verkropte stem. "Ons lot is wreed, maar wij moeten ons onderwerpen aan den wil des Heeren.

Mie-Wanna zweeg; zij smolt in tranen, snikte luid en scheen door eene zenuwkoorts aangegrepen. Haar man had haar in den arm genomen en poogde door zoete woorden haar uit den afgrond der smart op te beuren. "Denk dat de nood ons dwingt," murmelde hij.

"Hoort gij dat gerucht niet, daar tegen de haag?" zuchtte de vrouw. "Wat meent gij?" "Een gekuch als van eenen stervende." "Zou er nog een slachtoffer zijn? IJselijk, ijselijk! Mie-Wanna, vrouw lief, heb moed en blijf sterk. Het is om te bezwijken van deernis en schrik." Onder het uitspreken dezer woorden stapte hij naar de haag.

Hij stak zijne hand onder het lichaam en keerde het zachtjes om met het aangezicht naar boven. Maar dan ontvloog hem een scherpe schreeuw; hij begon op zijne beenen te wankelen en zonk geknield neder, terwijl hij uitriep: "De notaris! Barmhartige God, het is de notaris!" "Ach, onze weldoener! Arme mijnheer Vereecken, dit hadt gij toch niet verdiend, gij goed mensch!" kreet Mie-Wanna.

Het jongetje borst meermalen los in schaterlachen bij de grillige flikkers en kromme sprongen van den viezen poesjenel. Het kleinste kind lag reeds in zijn beddeken. Mie-Wanna hield zich bezig met de kousen van Sander te stoppen.