United States or Cabo Verde ? Vote for the TOP Country of the Week !


Nu kon men het onderzoek zonder stoornis voortzetten. De baanwachter verklaarde zijnen naam, geboorteplaats en beroep. Dan zeide hem de rechter: "Jan Verhelst, gij zijt verdacht van moord door onvoorzichtigheid. Gij hebt verzuimd, bij den doortocht van den sneltrein, de barreelen te sluiten. Door deze noodlottige nalatigheid hebt gij den dood van twee menschen veroorzaakt. Bekent gij dit?"

"Niets, mijnheer," bevestigde de afgematte en gepijnigde man schier onhoorbaar. "Het is wel; gij gaat dit verslag met ons onderteekenen, en dan volgt gij de gendarmes naar de stad. In de gevangenis zult gij de uitspraak van het gerechtshof afwachten." Dit woord gevangenis scheen Jan Verhelst als een geheime slag te treffen en in hem met geweld het gevoel zijner mannenwaardigheid op te wekken.

Ik zal mij haasten, en kan ik de eerste zijn, die Jan Verhelst de goede tijding breng, het zal mij gelukkig maken. Rijdt gij intusschen naar den onderzoekingsrechter en kom met de vrijstelling naar de gevangenis. Vindt gij mij daar niet, wacht op mij; want ik wil deel hebben in de verlossing van het slachtoffer mijner noodlottige dwaling.

"Binnen een uur komt er een koopwarentrein voorbij; ik moet op mijnen post staan." "In naam der wet, ik gebied het u!" "Ik wil u wel gehoorzamen, heer burgemeester," antwoordde Jan Verhelst, "indien gij hier vóór getuigen de verantwoordelijkheid van alwat er kan geschieden op u neemt. Anders moet ik volstrekt weigeren." De burgemeester bedacht zich eene wijl.

Ik zal hem zegenen tot op mijn doodbed. Hij heeft u insgelijks in de gevangenis getroost, niet waar?" Jan Verhelst antwoordde niet en scheen zijne krachten tot eene plechtige samenspraak te verzamelen.

Zoo verliep een goed gedeelte van den morgen, en de baanwachter kreeg al meer en meer vertrouwen, dat men de schuld der droeve ramp niet op hem zou willen leggen. Reeds twee treinen waren voorbijgereden. Jan Verhelst was nu weder in den waggon gekomen en herhaalde zijne troostende verzekeringen, toen hij eensklaps van buiten zijnen naam met kracht hoorde roepen.

Mie-Wanna bedwong eerst hare wanhoop en smeekte met saamgevoegde handen: "Ach, vriend, gij zijt toch ook een christenmensch. Denk eens, die arme Jan Verhelst! Hij zou weten, dat zijne blinde moeder en zijne kinderen die hij liefheeft als het licht zijner oogen zoo dicht bij hem zijn, en hij zou ze niet mogen omhelzen! Wel, wel, het was genoeg om zijn hart van verdriet te doen barsten.

Hij begon den baanwachter allerlei zijdelingsche vragen toe te sturen en dwong hem wel tienmaal zijne verklaringen te herhalen, ongetwijfeld in de hoop dat hij zich zou misspreken en dus zijne schuldigheid verraden. Jan Verhelst, door dit lang onderzoek gemarteld, was bleek als een lijk, en hem stond het koude zweet op het voorhoofd.

Leve Jan Verhelst!" riep de hovenier, ten teeken van blijdschap zijne muts in de hoogte werpende. "Wees stil en luister," zeide Frederic. "De lieden van Bolderhout hebben Jan Verhelst veel smaad aangedaan. Hij zal morgen hier terugkeeren. Ga in het dorp rond, maak zijne onschuld bekend, opdat hij met vriendschap en eer onthaald worde, zooals het behoort."

Deze eenhandige man was de baanwachter Jan Verhelst. Terwijl hij nu, om wat adem te scheppen, op de kruk zijner spade rustte en den blik naar de oude vrouw hield gericht, kwam een stille glimlach op zijne lippen zweven. Hij zag hoe de vrouw met de handen door de lucht en langs het loover tastte en scharrelde om iets te bereiken, dat hare aandacht had opgewekt.