United States or Guyana ? Vote for the TOP Country of the Week !


Hebt gij mij iets bijzonders te zeggen aangaande uwe droeve zaak?" "Och, mijnheer," kreet de baanwachter met gevouwen handen, "kan men het geheim niet opheffen? Wist gij, hoe ik hier, zoo de wereld geheel afgescheiden, lig te sterven van angst en wanhoop! Ik weet nog niets van mijne blinde moeder, van mijne vrouw, van mijne arme kinderen.

Inderdaad, ik ben grootendeels de oorzaak van al wat Jan Verhelst en zijn arm huisgezin hebben geleden. Ik heb de lieden tegen hem opgehitst, ik heb op zijne onmiddellijke gevangenzetting aangedrongen, ik heb hem zijne plaats van baanwachter doen ontnemen. En nogtans vóór het ongeluk achtte ik hem en wenschte niets meer dan hem en zijne kinderen goed te doen!

Eene berrie had men niet bij de hand; maar de baanwachter, die ondanks zijne smart nog een klaar besef van den toestand had behouden, hief de deur van het wachthuis uit hare hengsels. "Daar is eene baar," zeide hij; "leg Mr. Vereecken er op met mijn bed en draag hem voorzichtig naar huis." Zijn goede raad werd gevolgd.... Men meende het wachthuis te verlaten, maar daar kwam nu eensklaps Mr.

Rondom de tafel, op stoelen en bankjes, zaten hier, in het diepe van den waggon, de grootmoeder tusschen den baanwachter en zijnen zoon Sander; aan de andere zijde de moeder, Mie-Wanna, met een kindje op den schoot, en nevens haar nog een jongetje van drie of vier jaar.

"Een oogenblik is het geleden: mijn hart brak, ik weende over u en over onze kinderen ... en daar zijn wij nu allen weer gelukkig als engelen in den hemel!" "Welnu, Verhelst, schenkt gij mij uwe vergiffenis?" vroeg de jongeling. "Maar, mijnheer Frederic, ik heb u nooit in mijn hart beschuldigd," antwoordde de baanwachter. "Integendeel, ik had medelijden met uw ijselijk verdriet.

Zoo reis ik in uw vriendelijk gezelschap. Gij zult de goedheid hebben, mij bij de standplaats van den ijzeren weg af te zetten. Ik wil den bestuurder de herstelling van Jan Verhelst als baanwachter gaan afsmeeken. Hij is mijns vaders vriend en zal niet weigeren." "Maar de nieuwe baanwachter?"

Deze eenhandige man was de baanwachter Jan Verhelst. Terwijl hij nu, om wat adem te scheppen, op de kruk zijner spade rustte en den blik naar de oude vrouw hield gericht, kwam een stille glimlach op zijne lippen zweven. Hij zag hoe de vrouw met de handen door de lucht en langs het loover tastte en scharrelde om iets te bereiken, dat hare aandacht had opgewekt.

De nuttelooze pogingen door haar aangewend om hem te mogen bezoeken of iets van hem te vernemen; zijne onmiddellijke vervanging als baanwachter; de haat, de zegevierende bedreigingen der lieden van Bolderhout, dit alles had haar de overtuiging ingedrukt, dat haar ongelukkige man niet tegenstaande zijne onschuld zou veroordeeld worden tot eene langdurige gevangenis.

"Indien de rechters den baanwachter vrijspreken, zal het ongetwijfeld zijn, omdat zijne plichtigheid niet genoeg is bewezen. Verschrikt u de gedachte niet, dat gij eenen onschuldige zoudt kunnen doen veroordeelen?" "Maar ik acht mij overtuigd, dat hij de barreelen heeft opengelaten!" "Heb toch eenig medelijden met zijne blinde moeder en met zijne ongelukkige kinderkens!

Hij alleen kan verklaren, hoe het is gebeurd." "Maar, substituut, het is klaar als de dag!" riep de jongeling. "De baanwachter heeft verzuimd de barreelen te sluiten." "Dit is niet zeker." "Hoe niet zeker?" "Overweeg, Frederic, dat hier de eer en de vrijheid van eenen armen huisvader op het spel staan. Men mag niet oordeelen zonder stellige bewijzen."