United States or Jordan ? Vote for the TOP Country of the Week !


Aan het andere uiteinde van het erf dan waar moeder de jassen en de japonnen van den Zondag ophangt staat vader met een beugelnet nestvisch uit de kaar over te scheppen in de emmers. Maar van een afstand gezien, lijkt hij, terwijl de nestvisch in de zon blinkt, een toovenaar, die maar aldoor vloeibaar zilver opdelft uit een sprookjesdiepte en uitgiet in sprookjesvaten.

Vreeselijk stond hij op de kaar, met de eene hand om den ketting gekneld, terwijl hij met de andere den sabel zwaaide. De verweerders, waaronder sommige Roomschen waren, ontzagen zoowel zijn kleed als zijn reuzenarm, en weken. Nu op den steiger gekomen, wierp hij zich met leeuwenwoede tusschen de Duitschers en sabelde er twee ter neder.

O , als de schoenmaker eens wist dat ik hier in zijne kaar zat, wat zou dan wel mijn einde zijn? De dood niet, natuurlijk, maar enfin, 't doet er niet toe, want hij weet er niets van, en bovendien, zoodra ik hem hoor naderen, ga ik er van door! Als een windhond, hoor! Wat zal Cor Valk loopen zoeken! Maar vinden, ho maar, geen sprake van! Al zocht hij een heelen dag

O, o, wat had hij er op dat oogenblik een spijt van, dat hij Mietje maar niet ongemoeid haars weegs had laten gaan, doch zijn berouw kwam nu, evenals altoos, te laat. En zijne pogingen om de wanden los te trappen, waren vruchteloos. De kaar zat stevig in elkander. »Klaar, Bob! Ha-ha, daar ga-je, hoor! Een, twee, drie, hoepla

»Ha, dat ik dien dikkerd, daar in dien hoek, maar niet krijgen kan!" zei Aelbert, telkens vergeefsche pogingen doende, om hem in zijn net te krijgen. »Je weet wel, Marten, dien dikkerd, dien wij al dadelijk voor den Heer Overste bestemd hadden. O, als U hem ziet, weet ik zeker, dat U hem hebben moet." De Overste rekte den hals, om in de kaar te kijken, maar dat ging niet gemakkelijk.

»Allemaal witvischjes, Overste, voor den minderen man," antwoordde Aelbert. »De lekkerste visch hebben wij hier in de kaar, paling, om van te watertanden." Hij deed het deksel van de kaar, greep een schepnet, en wilde de palingen opscheppen, maar met voordacht deed hij dat zoo onhandig, dat de dikste beesten hem telkens ontsnapten.

Toen hij zoover gevorderd was, legde hij met zijne beide handen de plank weer op hare plaats, zoodat niets verried, welk een kostbaren inhoud de kaar thans bevatte. »Zie zoomompelde Bob, terwijl hij het zich zoo gemakkelijk mogelijk zocht te maken in zijne kleine gevangenis. »Zie zoo, laat ze nu maar zoeken. Dit is nog veel mooier plaatsje dan zoo even tusschen de brandnetels.

»Ik ook niet, de Veerzei Bob op zijn deemoedigsten toon. »Och toe, laat me er asjeblieft uit. Ik beloof je, dat ik het nooit weer zal doen.» »Wat zul-je niet weer doen, Bob? Nooit weer in deze kaar kruipen?» »Dat ook niet, och toe, ik....» O , daar ging de kaar aan de eene zijde omhoog.

Eerst lachte zij ook, maar spoedig ging zij naar haar man, en begon de kaar op het droge te trekken. »Toe, Jaap, nu is 't genoeg, laat er den jongen nu uit. Hij heeft nu straf genoeg gehad.» »Help! Brrr! Brrr! O, ik verdrink! Brrrklonk het uit de kaar. »Zoo'n grooten visch heb je er nog nooit in gehadriep een van de omstanders lachend den schoenmaker toe. »Neen, daar heb je gelijk aan!

Plotseling verhief hij zijne stem met zooveel kracht, dat wij hem allen te gelijk om hulp hoorden roepen. »Help! Help! Moord! Moordgilde hij. »En brandvoegde de schoenmaker er bij. »Wacht maar, mijn jongen, wij zullen den brand wel blusschen. Een, twee hoeplaFlap! Daar sloeg de kaar om en ging te water. Och, och, wat lachte die schoenmaker.