United States or Taiwan ? Vote for the TOP Country of the Week !


Zijn vader glimlachte even, en zeide: »Welnu, ik heb niets tegen je plan, en Aelbert mag mijnentwege meêgaan, doch met den besten wil ter wereld zou ik geen middel weten te bedenken, om binnen gindsche muren te komen. Ik acht dat bepaald eene onmogelijkheid."

Maar daarna werd haar gelaat overtogen door een uitdrukking van onuitsprekelijke droefheid, en zij trok Aelbert tegen zich aan en riep zacht uit, terwijl uit haar toon jammer en droefheid klonk: »Ach Aelbert, dat je Vader deze vreugde nu niet zien mag. Hoe zou hij zich verheugd hebben...."

Aelbert stond stil en keek in de aangewezen richting, maar hij zag niets dan enkele krijgslieden, die in druk gesprek op eenigen afstand liepen. En zijn vriend aanziende, bemerkte hij, dat deze doodsbleek zag en zijn fonkelende oogen steeds op dezelfde plaats gevestigd hield. »Dáár, dáár, zeg, is dat Kees niet, onze hond? O, 't móét hem zijn, 't kan niet anders!

Ha, de oogen der Vrijbuiters tintelden met een heeten gloed, en zij sloegen onwillekeurig de handen aan het rapier. »Vader!" riep Aelbert met geestdrift uit, »Vader, laten wij toch hier niet als lafhartigen blijven staan, terwijl ginds onze broeders hun leven wagen..." En hij trok zijn rapier half uit de scheede met bevende handen.

»Anna," sprak Aelbert, »als er een hevige windvlaag komt, laat dan het groote zeil wat vieren, want je begrijpt wel, dat we veel te veel zeil voeren, en kans loopen om te slaan. Houd het touw vast met één slag om den knop, zoodat je het gemakkelijk kunt laten schieten." Anna was vlug van bevatting en begreep hem volkomen.

Ook Aelbert en Marten sprongen op en ijlden naar hem toe, en de Vrijbuiters stonden in de grootste verbazing hem aan te staren. Maar vreugde tintelde in hun oog, en een blijde glimlach plooide hunne lippen. »'t Oude Hoen!" riep Claes Kees Symensen verheugd uit. »God lof! Hij is het gevaar ontkomen!" En van alle kanten klonk het: »Godlof! Godlof! Hij leeft, en is het gevaar ontkomen!"

Toen zijn huisraad in eene schuit geladen was, deed hij ook zijn vrouw daarin plaatsnemen, en beval Marten en Aelbert haar naar Knollendam te brengen. Daar woonde hare zuster, bij wie zij voorloopig wel veilig zou zijn, omdat te Knollendam een vendel Hollanders lag.

Maar spoedig werd het weer stil in de kamer, en hoorde men bijna niets anders dan het zuchten van vrouw Geerte, die hare droefheid en tranen niet bedwingen kon en hevig snikte. En zij zagen met deernis het bleeke gelaat van Aelbert, die door de vreeselijke tijding diep geschokt was. Opeens verbrak Marten de stilte door te vragen: »Vrienden, zouden wij geen poging kunnen doen om hem te redden?

De groep Vrijbuiters werd bij het uur grooter, want ieder, die kans zag Westzaan te ontkomen, voegde zich bij hen, uiterst verbitterd over de ondervonden geweldenarijen. Ook Marten en Aelbert waren van hun tocht naar Knollendam behouden teruggekeerd, en hadden zich bij hunne vrienden aangesloten.

Eindelijk was de terugtocht begonnen. Aelbert en Marten hadden zich bij elkander aangesloten, en Marten had gezegd: »Nu zullen wij dan toch ons doel bereiken. Thans gaan wij naar Haarlem!" En meegesleurd door den stroom der strijdende krijgslieden waren zij de muren der bedreigde veste al vechtende genaderd, en deze eindelijk door de geopende poort binnengetrokken.