United States or Nepal ? Vote for the TOP Country of the Week !


Nauwelijks was de volgende morgen aangebroken, of een talrijke menigte was weder op het Zand te Haarlem samengestroomd in afwachting van het tweegevecht, dat hun den vorigen dag, als een onverwacht schouwspel, en om zoo te spreken op den koop toe, was toegezegd geweest.

Reeds onmiddellijk na Karels dood hadden zij, in de meeste steden, hunne tegenpartij uit de regeering weten te krijgen; thans had deze de overhand weder bekomen en op sommige plaatsen, als te Leiden en te Haarlem, de Hoekschen ter stad uitgedreven.

Zij droeg thans noch de Friesche kleeding, welke haar vroeger zoo wel stond, noch het boerinnenpak, waarin zij van Haarlem gevlucht was; maar een eenvoudig morgengewaad, dat het midden hield tusschen de dracht des adels en die van de gegoede burgerklasse.

Gij hebt ons verstaan, Reinout! zorg dat zij het wel begrijpen: en deel onzen last aan den Schout van Haarlem mede, dat hij voor de uitvoering zorge. En nu, mijne Heeren! is het tijd van gaan. Wie ons liefheeft, volge ons." In weinige oogenblikken was de gansche stoet te paard gezeten en naar Haarlem in aantocht.

Hij had gegeten met André, Sam en Gerrit. Hendrik was al 's middags naar Haarlem gegaan om 't intieme feest heelemaal mee te vieren met zijn familie. Na tafel gingen Sam en Gerrit elk naar een bevriend gezin, genoodigd den avond te komen doorbrengen, Sam met zijn hoofd vol mal-jongensachtige grappen, die hij voorbereid had. Gerrit mopperend dat men hem op kosten joeg.

Getroost u dan, Vriend! veroorloven uwe beroepsbezigheden u niet, om buiten 's lands te reizen, gij woont in het midden van de aangenaamste wandelingen, en ik verzeker u, dat ik nog nergens zulk eene aangename en bevallige verscheidenheid daarvan aangetroffen heb, als men rondom Haarlem vindt.

Het waren de Sint-Jans heeren, die alhier hunne woning of Commanderij gehad hadden, doch in 1312 waren overgeplaatst naar een nieuw gebouw binnen de stad Haarlem, hetwelk rijkelijk door Graaf Willem den Goeden begiftigd werd en talrijke voorrechten van hem ontving, waarvan geen der minste was, dat aan den Commandeur der orde de bediening van Ontvanger der Graaflijkheid was opgedragen.

Dan vernamen we, dat hij ook voor het Koloniaal Museum optrad te Haarlem, waar hij een boeiende beschrijving gaf van zijn Borneo-reis. Zuid-Nederland begon ook belang in hem te stellen, en als niet de dood hem nu zoo wreed had weggerukt, zou hij spreekbeurten hebben vervuld in verschillende belgische steden, waar men hem had uitgenoodigd.

De taak van dezen alwillens dwaas, of nar, was, gelijk men lichtelijk begrijpt, om de toekijkers oplettend te maken op de wonderen, die zijn meester òf reeds gewrocht had, òf ten gerieve der vrome burgerij van Haarlem en der geëerde inwoners van het graafschap nog wel zou willen daarstellen: op de merkwaardige genezingen, door den grooten man uitgewerkt of nog uit te werken, en op ongehoorde en schier ongelooflijke kunstverrichtingen, die hij met een alles te boven gaande gemakkelijkheid uitvoerde.

Maar Frans viel hem in de rede: "Aan voddenkoopers uit Haarlem, die hier wel met hondenwagens komen." "Ja, ja," zei Flipsen. "Houd jij je mond nu maar eens. Wat wou jij straks zeggen, Klaas Zwart? Aan den pot..." "Dat heb ik niet gezegd," loog Klaas. "U heeft me verkeerd verstaan. Ik zei: aan de vod.... Maar toen viel Frans mij in de rede."