United States or Mali ? Vote for the TOP Country of the Week !


In dit geval echter toont hij een werkelijk onbeschaamde vermetelheid. Hij komt op klaarlichten dag op het erf, haalt vandaar voor de oogen van de bewoners een Hoen of een Gans weg en gaat met zijn buit aan den haal. Slechts in den uitersten nood laat hij een zoo moeilijk verworven prooi in den steek, dikwijls keert hij later weer terug om te zien, of hij haar toch niet medenemen kan.

Gevaarlijk!" mompelde 't Oude Hoen, die zijn zoon niet zonder eenig misnoegen aanzag. »Al onze ondernemingen zijn gevaarlijk, en wij, Vrijbuiters, mogen dat woord niet kennen. De vraag is alleen: Is de zaak uitvoerbaar. Zoo ja, dan wagen wij de kans, zoo niet, dan stellen wij ons haar uit het hoofd. En ik geloof, dat zij wel slagen kan."

"Als het blijft doorvriezen," mompelt Guy, "zullen wij zeker eerder in de andere wereld komen dan in Haarlem. Er rest ons niets dan hier te blijven en op onze schepen te sterven. De Spanjaarden zullen over het ijs komen, om ons aan te vallen. Wij zullen moeten bezwijken voor hun overmacht." "Wij moeten met de andere Geuzen overleggen, wat ons te doen staat," zegt 't Hoen.

Als een echt Hoen ontleent de Pauw zijn voedsel zoowel aan het dieren- als aan het plantenrijk. Hij eet alles wat ons Huishoen gebruikt, maar is wegens zijne grootte en lichaamskracht in staat ook sterkere dieren te overweldigen, o. a. Slangen van tamelijke lengte, die door hem gedeeltelijk opgegeten, althans gedood worden.

En 't Hoen sprak: »Toch is het zoo, Heer, ik ben 't Oude Hoen en niemand anders. Wat wenscht U van me?" De vreemdeling haalde een brief te voorschijn en overhandigde dien met de woorden: »Uw roem is tot het leger om Haarlem doorgedrongen en heeft bij verscheidene Oversten en Hoplieden het verlangen gewekt u te zien en kennis met u te maken.

Zij liepen den weg dwars over en stapten in het schuitje van Marten, waarin de riemen reeds gereed lagen, evenals de verrejagers, die de Vrijbuiters niet gaarne misten. Zij staken van wal, 't Oude Hoen gezeten op het roerbankje, de beide knapen aan de riemen, en weldra plasten deze in het water. Met krachtige slagen roeiden zij in de richting van den Overtoom.

»Wel," antwoordde hij »dan zou mijne zuster Barbertje misschien alle dagen voor eenen deken een vet hoen hebben mogen braden, in plaats van eene droge metworst voor eenen armen berg-kapelaan!.... Maar de kobolden behoefde ik toch niet te vreezen, zuster! Want ik had altoos mijne paraplu met het heilige kruis bij me."

Het gezelschap werd allengs grooter, want telkens ging de deur open en traden mannen binnen, die zich, nu de nood aan den man kwam, als bij afspraak naar de woning gespoed hadden van 't Oude Hoen, dien zij allen stilzwijgend als hun hoofd en leidsman beschouwden.

Anna maakte zich uit de omarming los, en keek hem aan. En nog met tranen in de oogen zei ze: »Neef Aelbert 't Hoen! Of ik je ken!" En zij drukte hem hartelijk de hand. »Maar komt beiden binnen," vervolgde zij. »O, ik heb zooveel aan je te vragen!" »En ik niet minder," zei Marten, wiens oogen tintelden van vreugde, nu hij zijn lang gezochte zuster gezond en ongedeerd terug had mogen vinden.

Maar 't Oude Hoen zei kalm en bedaard: »Dat kan en mag niet, jongen. Ik ben onder vrijgeleide hier gekomen, en daardoor tegen wil en dank verplicht hier te blijven. Maar je wilt immers binnen gindsche muren komen?" »Ja, ja!" riep Marten heftig uit. »Dat wil ik!" »Ga dan, mijn jongen," klonk het ernstig. »Ginds doen de Haarlemmers een uitval, zooals zij er reeds zoovele deden.