United States or Uganda ? Vote for the TOP Country of the Week !


»Als ik heel, heel veel geduld had!" »Geen nood! Geduld oefenen is een quaestie van tijd! Ik zal geduld hebben!" »Jij Suze?" »Natuurlijk! Zoolang ik den naam van De Huibert draag, moet ik geduld oefenen! Maar laat dat rusten.... Zou het dus zeer lang moeten duren, eer je hier in Den Haag promotie maakte?" Van Reelant bleef een oogenblik verward zwijgen. Hare bedoeling ontsnapte hem niet.

Anna had zich dadelijk met haar bezig gehouden, en bemerkt, dat ze in eene diepe bezwijming lag. Terwijl ze in hare eerste ontsteltenis haar zakdoek aan het gewonde voorhoofd bracht, sloeg mevrouw De Huibert de oogen op. Nog nooit had de oude vrouw zulk een wilden oogopslag gezien, zulk een woesten schreeuw gehoord.

De Huibert is niet jong meer ik heb besloten geduldig te wachten tot den dag van zijn dood.... Beloof mij daarom in alle oprechtheid en eerlijkheid, dat ik op dien dag fier en vrij aan de wereld mag zeggen: in stilte heb ik hem lief gehad, in 't openbaar heeft hij het mij vergolden!" Half bedwelmd luisterde hij naar dezen woordenstroom.

En bovendien, ik kan heel goed zwemmen," riep Douwes en kroop langs een der sluisdeuren naar het midden. Onderwijl hij daar zoo lag, hoorden de beide andere jongens het geluid van roeiriemen in het water. "Ga eens kijken wie daar komt!" zei George. Huibert klauterde naar boven en gluurde door het lange gras heen naar den Vliet. "O jongens," riep hij, "het is de Baviaan!

»Nummer twee van de rij is het portret van den bouwheer dezer sterke veste: ridder Huibert, bijgenaamd de Ever. Wèl verdiende hij dezen toenaam. Een massieve kop, een vierkante neus, een wreede mond, scherpe kleine oogen onder borstelige wenkbrauwen eene echte wildzwijnen-tronie, niet waar? Van beroep was hij vrijbuiter. Merkt ge die fijne roode streep wel op, om zijnen hals?

"Ja, dat weet ik niet," antwoordde Huibert, "maar we moeten hem toch niet meer uitschelden, wel?" "Neen, want hij is veel te goed, en overmorgen mogen we weer mee!" sprak George. Nu, overmorgen kwam, en ze gingen weer op de plassen.

»Niet al te hard, Doruszei Huibert, »want dan lachen ze me uit, als ik het zoo ver verlies.» »Je zult er met eere afkomenriep ik hem toe, en inderdaad won ik het met slechts een kleinen voorsprong, maar ik had ook bij lange na zoo hard niet geloopen, als ik kon. Nu volgden Bob en Karel. Dat beloofde een mooien toer, want zij konden het beiden best.

Nu zijn ze alle drie onder dienst geweest en verdienen hun eigen brood; maar nog altijd is de oude Pels hun beste vriend, en als ze eens een uurtje vrij hebben, en het weer zóó is, dat ze niet weten waar ze loopen zullen, dan kan men hen altijd in zeker huisje van de Maansteeg vinden. Onlangs kwamen ze er weer uit en toen zei Douwes tot Huibert en George: "Leelijk is hij, leelijk als de nacht!

Hoe moedwillig besloot ik den armen De Huibert te bedriegen, nog voor mijn huwelijksdag! Maar dat deed ik met vreugd, want het was voor jou, mijn Arnold! Had ik meer kunnen doen, dan ik werkelijk deed, ik zou het gedaan hebben, om je daardoor nog meer offers van mijn liefde te brengen! Zoolang ik leef, zal ik je even vurig aan mijn hart drukken, als in dit oogenblik!

Wel stonden Huibert en George gek te kijken; maar Douwes wist zooveel van den ouden Pels te vertellen, dat ze besloten verlof te vragen om mee te gaan. Natuurlijk moesten ze dan ook naar school; want anders liep het heelemaal mis. Meester zei niets en keek de drie luitjes zoo nu en dan maar eens even aan.