United States or Saint Lucia ? Vote for the TOP Country of the Week !


Hou je nu maar klaar met de schuit, van avond tegen halftwaalf uren." Berkheij deed als hem gelast was, en 's avonds te halftwaalf uren gleed de schuit een der bogen nabij de Koepoort uit, en de Vliet op.

Bij die woorden wees hij op Jan van der Vliet, en de wijze, waarop hij dat woordje hij uitsprak, deed ons allen pijn. Ik zag, hoe Jans vroolijkheid ineens verdween en dat hij bleek werd van schaamte. Juist wilde ik voor hem in de bres springen, toen Bob van zijne stelten stapte en vlak voor Tines ging staan. »Ja, Tines Wobbe, hij zal ook meêdoen. Ik wil hopen dat je daar niets tegen hebt

En wat zou ook de meester boos op mij zijn. Eerst moest ik daar onophoudelijk over denken, doch al spoedig gingen mijne gedachten zich bezig houden met hetgeen in den toren gevonden was, en ik bedacht, hoe heerlijk dat moest zijn voor Van der Vliet en zijne vrouw, wier onschuld nu zoo duidelijk aan het licht gekomen was. Want het was niet aan te nemen, dat zij dat geld daar zouden hebben verstopt.

Eerst scheen het voor de genoemde familie een geluksdag te zullen worden, want reeds vroeg in den morgen deden zij eene gelukkige vondst, maar al spoedig veranderde de blijdschap in groote treurigheid. Doch laat ik u geregeld vertellen, wat er gebeurde. 't Zal ongeveer half zes in den morgen geweest zijn, toen Trijn, de vrouw van Kees van der Vliet, ontwaakte.

Terwijl de ridders in de grootste verbaasdheid op het antwoord van de Graaf wachtten, sloeg deze zijn zwakke armen om de hals van Robrecht, en riep met tranen van vreugde en liefde: "O mijn edele zoon! Mijn bloed het bloed der Graven van Vlaanderen vliet zuiver in uw aderen. Uw ongehoorzaamheid heeft mij de blijdste dag mijns levens gegeven. Nu mag ik sterven!

't Is vandaag een feestdag, want mijn dochter heeft zich geëngageerd met haar neef Otto Van Vliet." Dorus zweeg en boog even het hoofd. Otto stond op en reikte hem de hand, terwijl hij vroeg: "Ben je weer beter? Ik hoorde van Albertine, dat je lang ongesteld waart."

Wij zien daar land en volk nog bijna, gelijk M. C. van Hall die beschreef in 1811: Hoeve en land, Vliet en bosschen, rieten daken Door Pomona mild omplant, Waar, in grove pij gedoken, 't Bruingeel pijpjen aangestoken Nijvre landman koning was, 't Zij men hem op 't paard zag rennen, Ceres' schatten huiswaarts mennen, 't Zij de meester voor hem las.

En bovendien, ik kan heel goed zwemmen," riep Douwes en kroop langs een der sluisdeuren naar het midden. Onderwijl hij daar zoo lag, hoorden de beide andere jongens het geluid van roeiriemen in het water. "Ga eens kijken wie daar komt!" zei George. Huibert klauterde naar boven en gluurde door het lange gras heen naar den Vliet. "O jongens," riep hij, "het is de Baviaan!

Eilaas, hij insgelijks waant mij dood; hij weet niet dat zijne welbeminde, zijne bruid, kwijnt en wegsterft onder de macht van Albafras, den onmenschelijken toovenaar. Vliet, mijne tranen, vliet als beken: weenen is al wat mij overblijft!" De jonge fourier beefde van treurig medegevoel en had waarlijk groote moeite, om zijne eigene tranen op te houden.

Toch zijn het echte patronymika, en al vermelden de gewone lijsten van nederlandsche en friesche personennamen, van Wassenbergh, Leendertz en Brons geene mansnamen Knapele, Plet of Vliet, als men maar genoeg zoekt, vindt men die namen ook wel, en kan ze aantoonen.