United States or Brunei ? Vote for the TOP Country of the Week !


Als Trijn de eenden voert, stapt zij, met den emmer nestvisch aan de hand, zoo maar over de hooge schotten heen, die de eendenhokken afdeelen. Kreel, die de nestvisch bij ons bezorgt, bleef het dikwijls een poos versteld aanzien. Eens zei hij: "Trijn, het lijkt haast een kunstenmaakster uit een spel". "Nou, borst," zei Trijn, "hoe kan ik er anders bij komen?"

Trijn "loopt op de vragenleering"; maar ik niet. Als ge "op de vragenleering loopt", zegt Trijn, kunt ge later lid van de kerk worden. Verleden jaar heeft Trijn op de "leering" met haar vriendin afgesproken, Zondag naar de Purmerender kermis te gaan. De vriendin zei, dat zij dan meteen voor haar grootmoeder een bewijsje, dat deze tot de kerk behoort, konden halen.

Op dat kastje bleef eindelijk 's burgemeesters blik rusten, en het met den vinger aanwijzende, zeide hij tot den veldwachter: »Tip, haal dat kastje eens leeg, en bekijk alles goed. Leg den inhoud hier uitgespreid op den grondTip begon reeds het bevel uit te voeren, toen Trijn een stap vooruit kwam, en zeide: »Maar mijnheer de Burgemeester, dat lijkt wel huiszoeking.

»En toen er den vorigen winter op een avond aan de deur geklopt werd, en wij bij het opendoen niets vonden dan eene mand vol levensmiddelen, die daar was neergezet, hebben wij toen een oogenblik getwijfeld, of wij dat wel zouden aannemen? Ik weet nog best, hoe blij je toen waart, Trijn.» »Geen wonder! We hadden ook geen kruimel meer in huis. En die mand werd ons thuisbezorgd

Trijn haalt den eenen gevulden emmer na den anderen van vader weg, en wipt ermee over de hokschotten, ze geleidelijk uitstortende onder het gevederde volk van den altijddurenden hongersnood. Vader wijst moeder uit de verte naar Trijn, zijn trots, zijn roem.

Wanneer ik langs Kreels huis ga, en ik wil hem hebben, zoo fluit ik, en hij komt. En wanneer Kreel langs onze woning gaat, en hij wil mij zien, zoo fluit hij, en ik kom. Trijn weet, dat ik en hij in zulk een fluit-gemeenschap met elkander staan. Ik fluit. Een bundel licht, die over het donkere erf schiet, toont, dat de huisdeur opengaat.

Zij gaat de eenden oproepen voor het avondmaal. Tegen schemer haal ik mijn rijwiel uit de voerschuur. Als ik erop wil stappen, roept Trijn mij aan de achterdeur. En als ik dichtbij haar ben komen staan, vraagt zij: "Hoeveel biggen zijn het?" Ik antwoord: "Zeventien". Dan zegt Trijn weer, dat het haar niets kan schelen, hoeveel het er zijn.

Hij begon zijn laarzen weer los te rijgen. Ik zeide: "Het geeft niets met Trijn." Hij schopte een zijner schoenen uit, en antwoordde: "Neen." Nog zeide ik: "Zooiets gaat aan het hart." Hij antwoordde: "Ja." Hij wipte den anderen schoen uit. Daarna verliet ik mijn kameraad Kreel. Terwijl ik mij omdraaide, zag ik, dat zijn oogen wel "effies" vochtig leken. Hij is zacht.

Toen de verkeering van mijn zuster Trijn enkele maanden oud was, ontving zij een treffende openbaring. Het verscheen haar op eenmaal voor den geest, dat de aanspraken, welke de vriendschap heeft, in heiligheid niet onderdoen voor die van de min.

Kom, arme ziel, want ik heb medelijden met u, maak de zaak niet erger dan zij al is, en zeg mij de volle waarheid. Wie weet, wat ik dan wellicht nog voor u doen kan. Gij hebt het geld weggenomen, niet waar? Spreek de waarheid, vrouw, en bezwaar uw geweten niet door nog te liegenTrijn barstte in zenuwachtig snikken uit, zoo hevig, dat het haar het spreken belette.