United States or Finland ? Vote for the TOP Country of the Week !


Meestal in deze nachten, lag hij te luisteren naar de geruchten van de eenige verdieping, boven zijn hoofd. Eerst hoorde hij de trap kreunen, als Jans en Marie naar boven gingen. Jans sliep in een alkoof, van den kleinen zolder uitgespaard, door een dun schot er van gescheiden, boven Mathilde; Marie sliep op het tweede der logeerkamertjes, aan de voorzijde van liet huis, juist boven Jozefs hoofd.

Jans nog onder den indruk van het gehoorde, liep zoo hard mogelijk de gang weer in, naar de voordeur en gilde "Van Buren, Van Buren hier, hier!" De veldwachter wilde juist den hoek omgaan, maar kwam nu terug.

Daarna verder gaan, het getikker van haar zaakjes, die zij op tafel leî, daarna een dof gemorrel, zij moest zich uitkleeden, daarna: "nacht Jans, wel te ruste" en het bromde te-rug, van achteren, veel verder af, als van iemant, die buikspreekt: "nacht, kind, slaap wel"; hierop hoorde hij het zware liggen-gaan van Marie in bed. Hierna was alles stil.

Vanwaar dat gekraak en angstgegil? Het brugje buiten de poort, propvol met nieuwsgierigen, is bezweken en een aantal menschen spartelt in den vloed. »Men zegt, schoon wij 't met geen bewijzen kunnen staven, Dat hij, die Anna Jans verklikte en bragt in lij, Ook bij de aenschouwers was, en eer verdronk dan zij«.

Zachtjes, voetje voor voetje, liep zij de trappen op en neêr van den morgen tot den avond. Op verzachten toon werden Jans allerlei dingen gezeid en allerlei zaken opgedragen, die zij grommend over de drukte, opvolgde en uitvoerde. Er was den god-ganschelijken dag een gefluister en glippen van japontippen over de trap en een doodelijk stille bedrijvigheid door het huis.

Ja, ik ben twee en twintig jaar! joedelde zij, sprekend en zingend, en dat vind ik heerlijk, verrukkelijk, hemelsch, en hij houdt van me, want hij heeft t' van avond zelf gezeid, en wij zullen samen trouwen, zoo gauw mogelijk, en dat vind ik zalig! ... Achter de kamer knapten de trappetreden onder Jans, die beneden alles nog opgeredderd had, en nu ook naar bed ging.

Nauwelijks liet Jans haar grijze blikken heel even over Felix rollen, maar, terwijl zij Mathilde stutte, toen deze op het treêtje zonk met haar éen voet, waardoor haar japon in het rijtuig haperde en een plek witte rok bloot kwam, en Marie zich bukte om met haar hand de japon goed te doen, keek Jans wrevelig naar Marie. Zij hielden niet van mekaâr.

Zij vergat zich-zelf in den aanblik van al die doode voorwerpen, die vroeger geleefd hadden in haar vaders handen zij snoof de geur van verleden dagen op met graagte. Maar zij had zoo'n rijkdom, dat ze niet wist waar te beginnen en zij had de tijd zoo vergeten, dat Jans kwam zeggen: de koffie stond klaar en meneer zat beneden te wachten. Mathilde ging naar beneden.

Jans kwam boven met de peignoir, Mathildes reismand, een een beetje eten: een stukje biefstuk, wat princesseboonen en aardappelen. Meneer had gezegd, dat zij 't maar aan mevrouw brengen moest, die 't wel eten zoû na de reis. Zeg aan meneer, dat ik maar naar bed zal gaan, ik ben dood-, dood-moe. Zij probeerde om iets te eten, maar het woû bijna niet door haar keel.

En ik schreef juist omdat ik wou dat allen het beter kregen, of zoo goed hadden als ik. Dat alle werklieden het graag beter willen hebben dat is waar, en dat is ook goed. Maar dat alle werklieden ontevreden zijn dat is niet waar. Ik ben het niet. En nou kun je denken wat je wilt, maar ik weet wat ik ben. Jans kan het getuigen.