United States or Colombia ? Vote for the TOP Country of the Week !


Wilt gij wel gelooven, conrector, dat ik nog duizel, als ik aan den grijzen papegaai denk?” „Kom, kom,” viel de conrector hem in de rede, „kunsten! dat was immers het oude, kleine factotum van den archivaris, dat een grijzen mantel had omgeslagen en naar den student Anselmus zocht.” „Dat kan wel,” hernam de griffier Heerbrand, „maar ik moet bekennen, dat het mij allerellendigst te moede is; heel den langen nacht heb ik zulk vreemd georgel en gepijp gehoord.” „Dat ben ik geweest,” antwoordde de conrector, „want ik snork erg.” „Nu, dat kan dan wel,” ging de griffier verder, „maar conrector, conrector, niet zonder reden was ik er gisteren op uit om ons eenig vermaak te verschaffen doch Anselmus heeft alles bedorven gij wéét niet o conrector, conrector!” Griffier Heerbrand sprong van de sofa af, rukte den doek van het hoofd, omarmde den conrector, drukte hem vurig de hand, riep nog een keer op hartroerenden toon: „o conrector, conrector!” en stormde, terwijl hij hoed en stok greep, heen. „Anselmus komt niet meer over mijn drempel,” sprak conrector Paulmann in zichzelf, „want ik begrijp nu, dat hij met zijn hardnekkigen inwendigen waanzin de beste menschen van hun weinigje verstand berooft; de griffier is er nu ook aan koud zelf heb ik mij tot dusver nog staande gehouden, maar de duivel, die gisteren in den roes al zoo krachtig aanklopte, zou ten slotte wel kunnen inbreken en dan vrij spel hebben.

Over de kabouters weet o.a. de Noordbrabantsche Volksalmanak 1870, bl. 253 vlg. te verhalen, hoe een boer uit Duizel, die den heelen dag in de hei turf had gestoken, in het schemeruur met zijn "spaai" op den rug over den Eerselschen dijk huiswaarts keerende, eenige schreden voor zich uit een knaapje zag voortdrentelen, dat hem, wonder genoeg, niet ouder leek dan enkele maanden.

Juffrouw Jonkers liet haar de rest van het ontbijt afwasschen; toen moest zij de slaapkamervloer dweilen, toen het bed van Herman opmaken. Zij deed het in een vagen duizel van verslondenheid en aandacht; haar gansche wezen was als enkel wil om dat werk goed te doen, en al het andere was haar onwezenlijk en ver. Met een angst in 'r oogen volgde het vrouwtje sluikswijs de doening van het kind.

De hoogte, ruig van rotsen, glanst en lacht, Daar krast een raaf, en duizenden ontwaken, Want duizend echoos houden er de wacht: Nu wenkt de top! nog éens met alle macht Beproefd, door ’t net van doornen te geraken.... O, God! ik duizel: dáar daar gaapt de Nacht, Daar spalkt het ijle de versteende kaken...! Mij huivert!

Eleazar hield de teil met 't water en bloed, keek naar de scheur in het hoofdvel naar de scherven der ruit die weifelend hingen aan 't houten karkas van het raam. Er was eene gelijknis in het kwijnen dier wonden de wond in het hoofd de wond in de ruit de wond in den man de wond in het huis. Bleek, als in duizel van dood, zat de man, zacht boeren van klamme benauwdheid opgevend.

En al wat elk voor de ander had verborgen in dat tiental dagen van bewogenheid, van vreugde, zielsverrukking, ongekend verlangen, smart en wanhoop, bitterheid en wrok..., werd nu geopenbaard en vloeide-in-één tot wijde maar toch sterke harmonie van diep gevoel.... Soms gaven passie-woorden, nu voor 't eerst luid-uitgesproken, nog wel angst, voor zelfverwijt, een vage dreiging..., maar de werklijkheid der oogenglanzen en der stemmeklanken, der kussen en omhelzingen..., de volle zekerheid van 't groot geluk, en van hun zuiver, heilig recht daarop, verdreef dan dadelijk weer dat schijngevaar en schijn-berouw.... Hun groot geluk!... het deed hen stil-staan, telkens weer, in duizel van extase, fluisterend, niets dan hun beider namen, maar met de eigen stem der diepste innigheid....