United States or Pitcairn Islands ? Vote for the TOP Country of the Week !


Griffier Heerbrand had zijn blauwen zakdoek om het hoofd gewikkeld, hij zag er mat en melancoliek uit en steunde: „Och, beste conrector, niet de punch, die Mejuffer Veronica voortreffelijk heeft toebereid, neen! maar alleen die vervloekte student is de schuld van al die onbetamelijkheid. U begrijpt toch, dat hij al lang mente captus was? En u weet toch ook wel, dat waanzin aanstekelijk is?

Conrector Paulmann werd, het geheimzinnig gepraat van den griffier Heerbrand indachtig, nog meer verward en kon nauwelijks een syllabe uiten, toen de student Anselmus, nadat hij zich eenige woorden over dringende bezigheid bij den archivaris Lindhorst had laten ontvallen en Veronica elegantelijk de hand had gekust, reeds de trap af en verdwenen was.

De student Anselmus, er ter rechter tijd aan herinnerd, waar hij zich bevond, snelde haastig vandaar, terwijl hij dacht: „Zou het niet een echte rampspoed zijn, als ik nu conrector Paulmann of griffier Heerbrand eens tegenkwam? ” Doch hij ontmoette geen van die beiden. De vrouw van den hofraad Anselmus. Cicero de officiis. Meerkatten en ander gespuis. De oude Lize. Het aequinoctium.

Alle toespraken, alle verstandelijke verklaringen van conrector Paulmann en griffier Heerbrand bleven zonder eenige vrucht en zelfs der blauwoogige Veronika gelukte het niet hem te brengen uit den zekeren mijmertoestand, waarin hij geraakt was.

Zoo is mij zelf waarlijk eens ’s middags na de koffie in een dergelijke gevoelloosheid, wanneer eigenlijk de lichamelijke en geestelijke spijsvertering plaats vindt, de ligplaats van een verloren document in de gedachte gekomen en gisteren nog danste op dezelfde manier een prachtig groot Latijnsch manuscript voor mijn wijd open oogen.” „Och, mijn beste griffier,” antwoordde conrector Paulmann, „u hebt altijd een neiging tot het poëtische gehad en dan vervalt men zoo licht in het fantastische en romaneske.” Maar het deed den student Anselmus toch goed, dat men in den diep treurigen toestand voor dronken of waanzinnig gehouden te worden, zich zijner aantrok en ofschoon het tamelijk duister geworden was, meende hij voor de eerste maal op te merken, dat Veronika heel mooie, donkerblauwe oogen had, zonder dat hem het wonderlijke oogenpaar, in den vlierboom aanschouwd, voor den geest kwam.

Conrector Paulmann was juist door de straat gekomen, toen hij geheel buiten kennis voor de huisdeur lag en een oude vrouw, die haar koek- en appelmand op zijde gezet had, met hem doende was.

Dadelijk daarna stond ook conrector Paulmann op en zette zich met een ernstig, gewild-deftig ambtsgezicht naast den student, nam diens hand en sprak: „Wat scheelt u, mijnheer Anselmus?” Den student Anselmus verging bijna het verstand, want zijn innerlijk doorwoedde een felle tweestrijd, die hij vergeefs trachtte te bedwingen.

Conrector Paulmann’s misnoegen over de in zijn gezin uitgebroken verdwazing. Hoe griffier Heerbrand hofraad werd en bij het vinnigste vriesweder met lage schoenen en zijden kousen rondliep. Veronica’s bekentenissen. Een verloving bij de dampende soepterrine.

Een onbekende, magische macht trok hem tot voor de Pirnasche Poort en juist wilde hij een zijstraat inslaan, toen conrector Paulmann, die achter hem aan kwam, luide riep: „ beste mijnheer Anselmus! Amice, amice, waar zit gij in ’s Hemelsnaam toch, gij laat u in ’t geheel niet meer zien weet gij wel, dat Veronica er op gespitst is weer eens samen met u te zingen?

Doch gij, geachte conrector,” ging de nieuwe hofraad voort, „eerst gij kunt de kroon op mijn geluk zetten. Reeds lang bemin ik in stilte mejuffer Veronica en ik mag mij beroemen op menigen vriendelijken blik, dien zij mij toewierp en die mij duidelijk toonde, dat zij mij zeker niet ongenegen is.