United States or Syria ? Vote for the TOP Country of the Week !


"Maar toch mijn Guido," fluistert de schilder, en de levendige Fransche Vlaming slaat zijn armen om Guy's hals en geeft hem naar 's lands wijs twee hartelijke zoenen, op iedere wang één. "Is uw factotum hier?" vraagt de Engelschman een weinig brusk, want hij is niet gesteld op zulk een teedere begroeting. "O, ik heb Achille vandaag vrijaf gegeven. Hij is beneden bij zijn familie," zegt Oliver.

Meer nog, ik werd net als hij; en door tegenover hem dezelfde rol te spelen, die hij tegenover een ander speelt, bedrieg ik den bedrieger en zoo ben ik nu bijna zijn factotum. Ik hoop, dat ik den een of anderen dag onder zijn toezicht me met de zaak der armen zal kunnen bemoeien. Ik zal dan wellicht ook fortuin maken, want ik voel evenveel liefde voor hun welzijn als hij."

Men moest zich dus naar hem schikken, want niettegenstaande alle dokters dezelfde studie doorloopen en dezelfde wetenschap uit dezelfde bronnen putten, in weerwil sommigen zelfs beweerden, dat deze beroemde dokter slechts een middelmatige arts was, in het huis en in den geheelen kring van bekenden der vorstin was hij door een of ander tot een factotum geworden, en slechts deze beroemde arts wist het rechte en was alleen in staat Kitty te redden.

»Komaan! dat zal wel gaan, daar is alles wat wij hebben moeten, op de militiezaken na. Ja! dat's erger, die zijn niet van mijn departement.... als nu sinjeur Verjuus maar meewerken wil, dan is het niemendal! Wacht eens, mijn factotum zal er wel raad op weten." En opwippende liep hij naar eene zijdeur in het vertrek, opende die en riep door de reet heen. »Eilieve Mosje! kom eens even hier."

Haar factotum heeft aan den heer een briefje gebracht, dat voor den koopman was bestemd en aan den koopman het briefje van een edelman." "Dat zijn groote verliezen, lieve," zei Florimonde. "Och, wat die edelman betreft, beteekent het niet veel," hernam Constance, "hij had bijna al zijn goed al verbrast; maar de koopman begon pas.

Wilt gij wel gelooven, conrector, dat ik nog duizel, als ik aan den grijzen papegaai denk?” „Kom, kom,” viel de conrector hem in de rede, „kunsten! dat was immers het oude, kleine factotum van den archivaris, dat een grijzen mantel had omgeslagen en naar den student Anselmus zocht.” „Dat kan wel,” hernam de griffier Heerbrand, „maar ik moet bekennen, dat het mij allerellendigst te moede is; heel den langen nacht heb ik zulk vreemd georgel en gepijp gehoord.” „Dat ben ik geweest,” antwoordde de conrector, „want ik snork erg.” „Nu, dat kan dan wel,” ging de griffier verder, „maar conrector, conrector, niet zonder reden was ik er gisteren op uit om ons eenig vermaak te verschaffen doch Anselmus heeft alles bedorven gij wéét niet o conrector, conrector!” Griffier Heerbrand sprong van de sofa af, rukte den doek van het hoofd, omarmde den conrector, drukte hem vurig de hand, riep nog een keer op hartroerenden toon: „o conrector, conrector!” en stormde, terwijl hij hoed en stok greep, heen. „Anselmus komt niet meer over mijn drempel,” sprak conrector Paulmann in zichzelf, „want ik begrijp nu, dat hij met zijn hardnekkigen inwendigen waanzin de beste menschen van hun weinigje verstand berooft; de griffier is er nu ook aan koud zelf heb ik mij tot dusver nog staande gehouden, maar de duivel, die gisteren in den roes al zoo krachtig aanklopte, zou ten slotte wel kunnen inbreken en dan vrij spel hebben.

Onze wijze van met elkaar om te gaan zal u mogelijk wat bevreemden, wat ergeren, maar.... hij noemde mij reeds zijn overste toen ik nog een kind was, en vloog op mijne wenken, en dat doet hij nóg, zooveel zijn stijf been en zijn rheumatisme het toelaten, in één woord: hij is mijn factotum.

De verjaardagen van de Grootouders, ooms en tantes, alsmede de herdenking van hunne trouwdagen, de verjaardagen van nichtjes en neefjes, van Moeders intiemste vriendin, van het getrouwde dienstmeisje van Grootmoeder, het factotum in de familie, de verjaardagen en den trouwdag van het eigen gezin. Want Moeder neemt Truusje alle dagen mede op hare wandelingen en bezoeken.

De gezant neemt ook nog het factotum van zijn huis mee, een zekeren Panayotti, die als tolk moet dienen en nu al in de drie jaren, dat ik hem ken, mij dikwijls heeft geamuseerd. Die jongen, die zijn Athene kent tot in de kleinste bijzonderheden, en wiens diensten in dat opzicht werkelijk onschatbaar zijn, is wel een volkomen type van den modernen Griek.

Immers, het valt ligt zich een' zeehandelaar der zeventiende eeuw voor te stellen, die slechts een factotum voor het loopende werk nahield, en misschien een' boekhouder bezoldigde welke wekelijks eenige uren de zaken kwam bijschrijven, tenzij de zucht voor geheimhouding, onzen handel eigen, den man aanspoorde, geen derde toe te vertrouwen, wat niemand behoefde te weten, dan hij en zijne vrouw.