United States or Mozambique ? Vote for the TOP Country of the Week !


Hoe conrector Paulmann zijn pijp uitklopte en naar bed ging. Rembrandt en de helsche Breughel. De tooverspiegel en het voorschrift van dokter Eckstein tegen een onbekende ziekte.

Om kort te gaan, geachte conrector! ik, hofraad Heerbrand, vraag u om de hand van uwe beminnelijke dochter, mejuffer Veronica, die ik, mits gij u niet daartegen verzet, spoedig in eigen huis hoop binnen te leiden.” Vol verbazing sloeg conrector Paulmann de handen te zamen en riep: „Zoo, zoo, zoo mijnheer de griff hofraad, wil ik zeggen, wie had dat kunnen denken!

Hoe de student Anselmus eenigszins bij zijn verstand kwam. De punch-genooten. Hoe de student Anselmus conrector Paulmann voor een steenuil versleet, waarover deze zich zeer boos maakte. De inktvlek en hare gevolgen. Al het vreemde en wonderlijke, dat den student Anselmus dagelijks was overkomen, had hem volslagen aan het gewone leven ontrukt.

En wederom liet de stem zich hooren: „Mijnheer Anselmus, komt u toch terug, wij wachten hier aan ’t water.” Nu hoorde de student pas, dat het zijn vriend conrector Paulmann was, die hem riep; hij ging terug naar de Elbe, om den conrector te vinden met zijn beide dochters, alsook den griffier Heerbrand, die juist bezig waren in een gondel te stappen.

Ga dan nu mede, gij wildet immers toch naar mij toe?” Noodgedwongen ging de student Anselmus met den conrector mede. Toen zij het huis binnenkwamen, trad Veronica hun bevallig en keurig gekleed tegemoet, zoodat conrector Paulmann vol verbazing vroeg: „, waarom zoo gesmukt, werd er dan bezoek verwacht? in elk geval breng ik hier mijnheer Anselmus mede.”

Aan conrector Paulmann ontging de gelukkige verandering van den student Anselmus niet, hij voelde zich weer zacht tegenover hem gestemd en vroeg hem om verontschuldiging voor de harde woorden, die hij zich had laten ontglippen. „Ja,” voegde hij er aan toe, „er zijn wel voorbeelden van van, dat zekere waanvoorstellingen zich aan den mensch voordoen en hem ernstig kwellen en beangstigen kunnen, maar dan is het een lichamelijk onwelzijn en daartegen helpen bloedzuigers, die men, salva venia, van achteren moet aanzetten, zooals een beroemd, nu overleden, geleerde bewezen heeft.” De student Anselmus wist nu zelf niet meer of hij dronken, waanzinnig of ziek was geweest, in elk geval leken de bloedzuigers hem volkomen overbodig, daar de vermeende waanvoorstellingen ganschelijk waren verdwenen en hij al vroolijker werd, naarmate het hem gelukte zich schertsenderwijze met de lieve Veronika bezig te houden.

Ja, waarde heer conrector,” antwoordde de student Anselmus, „maar u weet toch wel, dat ik naar archivaris Lindhorst moet, vanwege het copieeren?” „Kijk eens, amice!” zeide conrector Paulmann, terwijl hij hem zijn horloge voorhield, dat op half een stond.

Hij zag op; het was archivaris Lindhorst; volkomen de oude man met grijswitten mantel, zooals hij hem bereids gezien had. Hij riep hem toe: „Wel, waarde heer Anselmus, waarover peinst u zoo, ik wed, dat het Arabisch niet uit uw hoofd wil? Wees zoo goed, mijnheer den conrector Paulmann te groeten, wanneer u hem wellicht bezoekt en komt u morgen met klokslag van twaalven terug.

Toen legde Veronika hem de hand op den schouder en zei: „Waarover spreekt u toch, mijnheer Anselmus?” Dadelijk werd de student weer opgeruimd en begon te spelen. Conrector Paulmann zag hem donker aan, maar de griffier Heerbrand legde een muziekstuk op den lessenaar en zong tot aller verrukking een bravour-aria van kapelmeester Graun.

De meisjes, die nevens hem gezeten hadden, schreeuwden van schrik en vluchtten naar de andere zijde van den gondel; de griffier Heerbrand zeide conrector Paulmann iets aan ’t oor, waarop deze verscheidene dingen antwoordde, waarvan de student Anselmus slechts verstond: „Dergelijke aanvallen, nog niet opgemerkt?”