United States or Egypt ? Vote for the TOP Country of the Week !


Om acht uur willen ze zich bij verrassing meester maken van de kazerne, dan gaan ze 't klooster plunderen, nemen het politievaartuig en vermoorden al de Spanjaarden." De alférez stond verbouwereerd. "De vrouw heeft me niets meer dan dat gezegd," zeide de pastoor. "Heeft ze niets meer gezegd? Nu, dan neem ik haar gevangen!"

Ik ging naar binnen... en toen ik opstond, hoorde ik overal schieten. Ik was juist bezig mijn broek op te halen..." Een rotan slag sneed hem het woord af. "Naar de gevangenis!" beval de alférez. "Vanmiddag naar de hoofdplaats!" De gevloekte. Weldra verbreidde zich in het dorp de tijding dat de gevangenen zouden vertrekken.

"U vergist u, vriend Elias," antwoordde Ibarra en trachtte te glimlachen. "U zal me moeten brengen naar dat dorp daar, waarvan we hier den klokketoren kunnen zien. Het noodlot dwingt me ertoe." "Het noodlot?" "Ja. Verbeeld u dat ik, hierheen komende, den alférez ontmoette, die met alle geweld me zijn gezelschap wilde aanbieden.

Deze keek hem een heele poos aan, daarna vroeg hij met het eentonige neusgeluid van den prediker: "Heeft u niet gezien, dat ik hard ben komen aanloopen?" "Ja, ik mag verrekken, als ik niet dacht dat u diarree had!" "Nu goed", zei de pastoor zonder zich te storen aan de grofheid van den alférez, "wanneer ik zoo mijn plicht verzuim, is dat om ernstige redenen."

't Was Lucas, doch de soldaten weifelen, en kijken elkaar aan, als om elkaar te raadplegen. "De alférez heeft niet gezegd dat hij een litteeken had!" zegt de Wisajer zacht. "Waar ga je heen?" "Om een mis voor morgen te bestellen." "Heb je Elias niet gezien?" "Ik ken hem niet, meneer!" antwoordt Lucas. "Ik vraag je niet of je hem kent, stommerik! Wij kennen 'm ook niet.

Als dan de koster de boete kwam betalen, die de pastoor hem wegens afwezigheid opgelegd had, verklaarde hij 't geval. Padre Salvi hoorde hem zwijgend aan, hield het geld, en liet dadelijk zijn geiten en lammetjes los, om ze te laten weiden in den tuin van den alférez, terwijl hij een onderwerp overpeinsde voor een nieuwe preek, die nog veel langer en stichtelijker was dan te voren.

In een hoek van de binnenplaats, op een ouden handwagen lagen vijf lijken opeengehoopt, half bedekt door een stuk-gescheurde mat, vol onreinheden. Een soldaat wandelde er op-en-neer, ieder oogenblik spuwend. "Ken je ze?" vroeg de alférez, terwijl hij de mat oplichtte.

"Ik weet niet," voegde dadelijk Doña Victorina eraan toe, gebruik makende van een oogenblik stilte, "ik begrijp niet, dat er mannen in staat kunnen wezen met zulke vogelverschrikkers als die vrouwen te trouwen. Van verre zie je al vanwaar ze komt. 't Is haar aan te zien dat ze vergaat van jaloezie. 't Is te begrijpen! Wat verdient zoo'n alférez?"

Doch de jongeling lette niet op deze vreugden, die de terugkomst in 't oude huis hem bood: hij hield de oogen strak gevestigd op de gedaante van een priester, die in tegengestelde richting aankwam. Het was de pastoor van San Diego, de peinzende Franciskaan, die we kennen als de vijand van de alférez.

"'t Is een rakker," merkte de alférez op, met den pastoor sprekende. "Hij wou vluchten, maar ze hebben 'm in zijn dij geschoten. Dit zijn de eenigen die we levend te pakken hebben gekregen." "Hoe heet je?" vroeg de alférez aan Tarsilo. "Tarsilo Alasigan." "Wat heeft Don Crisóstomo jullie beloofd, als jullie de kazerne aanvielen?" "Don Crisóstomo heeft nooit aanraking met ons gehad."