Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !

Bijgewerkt: 20 oktober 2025


Op maatbeweging gaat ook het soldatenlied terug, daar dit toch hoofdzakelijk een marschlied is. Ook het jagerslied is in den grond een marschlied. Sterk-rhythmisch is verder het schippers- en roeilied, en ook het matrozenlied, dat men hoort in de havensteden; dit ontstond bij het anker lichten of bij het hijschen der zeilen. Zie ook Dr. De Vooys, Volkskunde XXIV, bl. 154 vlg. Driem.

Toelichting: Zie overigens omtrent den Nijd de Opmerking bij Stelling XXIV en de Opmerking bij Stelling XXXII van dit Deel. Deze nu zijn de aandoeningen van Blijheid of Droefheid welke vergezeld gaan van voorstellingen eener uitwendige oorzaak, hetzij onmiddellijk of door toevallige omstandigheden.

XI v.d. St. XIII v.d. Opmerking St. XI v.d. H.t.b.w. Opmerking: Deze Blijheid kan bezwaarlijk duurzaam zijn of zonder tweestrijd in ons gemoed bestaan. XXVII v.d. Hier echter hebben wij alleen het oog op den haat. Stelling XXIV. Indien wij ons voorstellen dat iemand in een wezen dat wij haten Blijheid te weeg brengt, zullen wij ook jegens hem Haat gevoelen.

Opmerking: Deze Droefheid, vergezeld door de voorstelling onzer machteloosheid, wordt Neerslachtigheid geheeten; de Blijheid daarentegen, welke uit de beschouwing van onszelf ontspruit heet Eigenliefde of Tevredenheid met zich zelf [Zelfvoldaanheid]. En aangezien deze laatste zich even dikwijls herhaalt als men zijn deugden of zijn vermogen tot handelen beschouwt, is het gevolg hiervan dat elkeen brandt van begeerte om van zijn eigen daden te verhalen en zoowel zijn Lichaamskracht als zijn geestelijk kunnen ten toon te spreiden, en dat de menschen elkaar om deze reden dan ook tot last zijn. Waaruit wederom volgt dat de menschen elkaar van nature benijden (zie Opmerking St. XXIV en Opmerking St. XXXII v.d. D.), ofwel dat zij zich verheugen over de machteloosheid en daarentegen bedroeven over de flinkheid van huns gelijken. Immers zoo dikwijls zich iemand zijn eigen handelingen voorstelt, zoo dikwijls zal hij zich (vlg. St. LIII v.d. D.) verblijden, en dat wel te meer naarmate hij zich die handelingen duidelijker en als uitdrukking van hooger volmaaktheid voorstelt; d.w.z. (vlg. wat in Opmerking I St. XL D. II betoogd werd) hoe meer hij ze kan beschouwen als bijzondere daden, van andere wèl onderscheiden. Vandaar dat ieder zich bij de beschouwing van zichzelf d

En 'k wou dat Monna Vanna en Lagia en zij Die 't dertigst stond, voor altoos mochten varen Met ons door zelfden goeden toovnaars macht; En dat zij met ons spraken, dag en nacht, Van Liefde, en dat zij even vredig waren Als, dit geloof ik zekerlijk, ook wij. Dit sonnet is, evenals dat in § XXIV der Vita Nuova, gericht aan Guido Cavalcanti. Monna Lagia was de Vrouwe van den dichter Lapo Gianni.

De gelegenheijt vande plaetse waer ontrent den vijant fortificeerde, was d' onse noch niet ten rechte bekent, doch t' was aant Noort eijnde te doen. Batavia 11 Mei 1627. Zie ook Gen. Vgl. The Philippine Islands 1493-1898 ed. Blair and Robertson, XXII, bl. 98, 168 en XXIV, bl. 153; en de aldaar aangehaalde Historia de Philipinas, V, 114-122.

Woord Van De Dag

cnapelinck

Anderen Op Zoek