Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 25 november 2025
De draperieën hingen slap en verkreukeld, het goudlaken van Frédérique had een vaal verlepte tint; haar hermelijn bleek molton te zijn, met zwarte wol opgewerkt. Etienne's blonde pruik was een weinig uit de krul. Tevergeefs maande Losch aan een weinig vriendelijk te kijken: Lili, als de Reuk, lag half te sluimeren in haar kussen.
De lengte van 't lichaam bedraagt 60 cM., die van den staart 45 cM. De kleur van de bovenzijde is bruinachtig grijs, met een roodachtig vaal waas, dat hier en daar sterk op den voorgrond treedt; de onderdeelen zijn licht okergeel, de onderhals en de borst meestal roestrood; de rug, de staart en de snorren zijn zwart.
Ze wilde hem volgen, zich vastklemmen áan hem in een angst van ontzetting, maar hij sloot reeds de deur achter zich en hare trillende beenen vermochten zich nauwelijks te verzetten. Huiverend zag zij naar het lijk. Het lag daar steeds, met zijn opgezwollen, verbrijzeld, paars masker, vaal akelig in den valschen namiddagschijn, die schuins door het gordijn van regen binnen neêrzeefde.
Helmond heeft het kleine fleschje met den witten harstachtigen inhoud uit het afzonderlijk hangende vergiftkastje genomen. Met dien inhoud moet men voorzichtig wezen; zeer voorzichtig. De lamp met het groene kapje van de toonbank nemend, zet hij haar in de hoogte op den lessenaar. Een vaal groen kleurt nu Helmonds bleek gelaat.
De moordenaar, wiens hand gesidderd had, werd door booze geesten verdreven. Jaren zijn intusschen verstreken. Daar klopte op een dag een vreemde pelgrim aan het klooster Heisterbach, dat de vrome monniken van Bernhard in het dal van het Zevengebergte hadden laten bouwen. Half pelgrim, half bedelaar. Het gewaad versleten, het gelaat vaal en vervallen, het lichaam gebroken, zooals wellicht de ziel.
De breede rivier glom dof en vaal, alsof zij was van log-vloeibare zeep; en aan de oosterzijde vingen de villa's en de huizen, in de witte sneeuw die van lieverlede grijs en mauve werd, den laatsten glans van het uitstervend daglicht op, met roode bibberingen in hun ruiten, als van brand en bloed.
Door de vrije ruimte tusschen de planken loopen af en aan kanunniken met bonte pelerines, bisschoppen, een enkele kardinaal.... Ze loopen haastig, met een slordige haast; slordig zijn hunne kleederen, vaal, goor, dof, onaanzienlijk. Dat is een bisschop en dat een kanunnik en dat is een kardinaal, wijst men elkaâr, want hen aanzien, dat ze het zijn, doet men niet.
Schielijk grijpt hij Suzes handen, drukt ze snel, en loopt naar zijn reiskoffertje. Suze's hart bonst onstuimig. Zij kan nauwelijks een geluid geven. Toch vermant ze zich. Hare wangen zijn vaal, perkamentkleurig bleek geworden; hare oogen alleen openen zich wijder, en vlammen. Zij treedt hem in den weg. »Ga dan naar den trein, maar eerst zeggen, waar je heen gaat!"
De bovendeelen zijn donkergrijs en ongevlekt, de zijden van den kop zijn vaal roestgeel, de onderdeelen roestgeelachtig wit; de gorgel is met driehoekige, de borst met ei- of niervormige, bruinzwarte vlekken geteekend; de slagpennen, de groote vleugeldekvederen en de stuurpennen zijn zwartgrijs met een lichten, grijsgeelachtigen zoom.
Het werd als gisteren weer, zoo'n stil-groot-lichte dag; vaal lila-bruin de hei, die lag te dauwen, vluchtige, stoom-witte wolkjes, op een zuchtje van den wind verstuivend.
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek