Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !

Bijgewerkt: 14 juni 2025


Hij trok een blauw zakje te voorschijn en lei 't neere voor hem, en nam vervolgens nog een grooter zakje, in getafeld linnen, en lei 't nevens 't andere. Hij bekeek ze dan allebei met troetelende oogen, en zijn tonge sleerde tweemaal over zijn lippen ten teeken dat hij tegenwoordig gelukkig was. Hij ontknoopte zijn jas en over zijn beenen heen zeeg het ivoren kistje, dat Sebastiaan aan moeder ten geschenke gegeven had. Juist bij tijde kon hij 't grabbelen, en een subiete warmte schoot op naar zijne wangen, bij 't gedacht dat het in zijn val op den vloer groot gedruisch hadde gemaakt. Hij keek onwillekeurig omme, en Goedele zag zijn oogen van schrik openstarren en zijn neuze, langgeworden, over zijn mond een schaduw leggen, lijk een bange holte. Hij bukte zich opnieuw. Hij ontsloot het getafeld zakje en goot in het kistje, profijtelijk om niet de stilte te storen, den rinkelenden inhoud. 't Waren koperen en zilveren muntstukken en allerlei kleine dingen van stoffelijke weerde: gulden franjen, oude knoopen, kragen en borduursels van marine-officiers, allerlei metalen platen en rondekens, schitterende gesteenten. Goedele herkende in den kostelijken schat een duurbaren halsband van peerlen en koralen stekjes met onderaan een schoon geel kruis. Ze had het juweel overjaar verloren, meende ze. Ze merkte nog een paar ringen, die Sebastiaan peinsde te zijn zoek geraakt bij de pompe, een dag in den Zomer, als hij moegetennist was en zijn handen wou wasschen. Vele kleinoodiën lagen daar ondereen in wanorde. Rik wroette met zijne vingeren erin en stak zijn kinne uit naar voren, en neep zijne oogen dichte om diepe zijn wellust te voelen. Hij scharrelde in de schitterende gesteenten, hij streelde langzaam dien overvloed van weelde, peuterde om robijnen en diamanten, bepootelde de zware kettingen, zich deugddoende aan zijn tastelijk eigendom. Zijn lippen hergingen bijwijlen. Hij reutelde, zingend zoetekens: Al 't mijne ...

Verschuilt, verschuilt u, eer de Hemel op u valt, T'wijl u Gods goedheid noodt; zijn straf komt met vertragen Naar den godd'loozen toe, maar komt met zware slagen Op der tirannen kop: dus uit den grootschen tred Uws obstinaatheids wijkt, en van uw stout opzet Haalt fluks de zeilen in! gij moogt hem niet ontslippen: Of gij hem schoon ontvlucht, zoo raakt gij op de klippen Van uwen ondergang; en of gij u verschuilt, In 't allerhelschte diep, in 't donkerste gekuilt, Geen duisternissen, daar zijn oog u niet zal merken, Geen schilden mogen u voor zijnen schicht bevlerken , Alzins vindt gij u in de kaken opgesperd Van zijn rechtvaardigheid, en in den strik verwerd Van zijnen grimmen toorn, die altijd na der zielen En na het lichaam u zal treden op de hielen Van uw versteend gemoed: wat baat toch kroon of staf, Als Hij uw kroone breekt, die u den scepter gaf Met zijnen sterken arm; dus neemt tot geen verschooning Uw troetelende macht, die steeds den hoogsten Koning Moet onderworpen zijn; want Gods almogendheid Belacht, helaas! den trots, die u omhelst en vleit Met een vermomd gelaat.

Woord Van De Dag

sexualiteit

Anderen Op Zoek