Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 24 juni 2025
Dan kreeg hij voor zijn eigen den goeden inval; hij neep één oog toe, duwde den vinger tegen 't voorhoofd: maar, zwijgen, jongen, en voor u houden, Treite is ook zoo dom niet! en hij schuifelde een deuntje om niets te laten merken. Kunt gij lezen, jongen? vroeg Manes in 't voortrijden.
Nu gaan we den kost zoeken, jongen. 't Wordt tijd, dacht Treite. Ze reden op de werf van een boerenhof en Manes trad stoutweg naar de huisdeur en binnen de woning en wat later bracht hij waarachtig twee stukken brood met vleesch er tusschen bij Treite die de wacht gehouden had bij de honden. Ze kropen in de opene schuur en muffelden met gulzigheid den geschooiden kost binnen.
En rijen, jongens, ze reden, de honden, vier aaneen, gelijk effen dravend dat ge geen pooten en zaagt en de wielen dokkerden luide over de straatsteenen dat de inzittenden malkaar de woorden luide schreeuwen moesten als ze iets zeggen of vragen wilden. De boomen draaiden achterwaards weg en Treite merkte nu eerst dat er nog geen blaren aan de takken waren.
Bij de kerk hield Treite stil, zette zich nevens de kar op den grond en keek op 't uurwerk boven zijn hoofd. 't Was bijna noenuur en Manes was nievers te zien en nu kreeg Treite lust om te eten. Hij haalde den gestolen broodkant van onder zijn vest en begon te bijten. De honden lagen gerust uitgestrekt en bekeken den kerel en zijn brood met verwaterde oogen.
Vóór de pastorij veegde Treite zijne voeten af, jufferde tegen de meid en hield zijne schele oogen neergeslagen; dezelfde beleefde houding herhaalde hij bij de meid van den dokter, en hij was in de overtuiging dat de klanten en Manes ook, wel tevreden zouden zijn over zijne goede manieren.
Treite stond verbaasd over de handigheid van Manes: wie zou er toch denken een blinde munt te slaan uit het lijf van een dooden kater?! 't werd den kerel ook in 't handje gegooid! en hij betastte den zak waar het dood beest vermorzeld lag.
Manes haalde zijn pijpken uit den mond om luide te lachen. Dan was 't gevonden jongen, ik kende een nieuw stielken: ik haalde door heel de stad al de ijdele tonnen uit de kelders en rolde ze naar de brouwerijen en de stuivers rolden in mijnen zak, Treite! en bier op den hoop toe, zooveel ik lustte! Ge zijt alzoo rijk man geworden, Manes?
Integendeel was Treite altijd dezelfde tamme sul gebleven; zijne armen en beenen waren verdroogd aan zijn lijf, hingen lijk koorden slap en zijne oogen zagen loensch zoodat hem niemand en betrouwde of iets liet winnen. Hoe zijt ge aan die kar en die honden gerocht? vroeg hij. Manes loech en beet zijn jongen knevel, hij snokte aan 't zeel.
Juu, Baron, hup! dat is een heele geschiedenis, jongen, en hij vergat verder uitleg te geven. Is dat allemaal 't uwe, kerel? geërfd van een moeie of zoo? ge zijt ineens rijkman geworden? Dat is de zaak, Treite; eene vondst! 't ligt te rapen en die het grijpen kan heeft het meê. Treite wachtte naar den uitleg om te leeren: waar zulk een ding wel mocht te vinden liggen.
Dat is nu niet slecht maar niet goed ook, 't kan nog beter, zie kerel, de buiten is goud weerd, ge verkoopt er al wat ge wilt ... dat ik geld had.... Treite luisterde met achting en verbaasdheid voor 't groot verstand van Manes en hij hoopte al een beetje zijn voordeel te halen uit die dingen. 't Kapetaal mankeert jongen, 't kapetaal! Treite knikte verstandelijk en hij tastte in zijn ondervestzak.
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek