Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 1 oktober 2025
Niet lang daarna, toen Tom ontkleed, bij een eindje vetkaars, zijn doorweekt pak stond te bekijken, werd Sid wakker. Indien het denkbeeld om te klikken een oogenblik in zijne ziel opkwam, werd hij daarvan door een onheilspellende uitdrukking op Toms gelaat teruggehouden.
"Het was zeer lief, ofschoon het slechts een droom was," zeide Sid hoorbaar in zichzelven. "Houd je mond, Sid! Iemand doet in zijn droom juist wat hij wakende zou verrichten. Hier heb je een grooten appel, Tom, dien ik voor je bewaard heb, als je ooit terug gevonden werdt. En ga nu naar school. Ik ben den goeden God, ons aller Vader, dankbaar dat Hij mij u teruggegeven heeft.
En dat ik hem nooit, nooit, nooit meer op deze aarde zal terugzien, die arme, miskende jongen!" En juffrouw Harper snikte, alsof haar het hart zou breken. "Ik hoop dat Tom in betere gewesten is," zeide Sid; "doch als hij hier wat meer..." "Sid!" Tom voelde het fonkelen van tantes oog, ofschoon hij het niet zien kon. "Geen woord ten nadeele van Tom, nu hij is heengegaan.
Na deze te zijn overgeklauterd, stapte hij voort tot aan den elzeboom en tuurde naar binnen door het raam van de zitkamer, waar een licht brandde. Daar zaten tante Polly, Sid, Marie en de moeder van Joe bij elkander. Zij hadden zich rondom de tafel geschaard en het bed stond vlak bij den ingang.
Tante Polly zeide Sid en Marie dien avond met een buitengewone hartelijkheid "goedennacht," en Sid perste zich een paar tranen uit de oogen, terwijl Marie luid snikkend naar boven ging.
Toen hij trachtte de suiker onder den neus van zijne tante weg te halen, liet hij zich bedaard op de vingers tikken, zich slechts de vraag veroorlovende: "Waarom wordt Sid nooit geslagen, als hij suiker snoept?" Waarop het antwoord volgde: "Omdat Sid een mensch niet zoo plaagt als jij. Als ik je niet voortdurend strafte, zou je altijd met je vingers in den pot zitten."
Om halfelf begon de oude klok van het kleine stadje te luiden en aanstonds stroomde de goede gemeente naar den morgendienst. De kinderen van de Zondagsschool verspreidden zich in het gebouw en bezetten de banken met hunne ouders, om behoorlijk onder toezicht te zijn. Tante Polly kwam, gevolgd door Tom, Sid en Marie.
En terwijl zij tot slot eene toepasselijke plaats uit de Schrift aanhaalde, kaapte haar neef een spekpannekoek. Toen liep hij vroolijk weg en zag juist Sid verschrikt de trap ophollen, die naar de achterkamer op de tweede verdieping voerde. Voor de deur lag een hoop aarde en in een oogenblik was de lucht vol kluiten, die als een hagelbui op Sid neervielen.
Sid gaapte, rekte zich uit, verhief zich snorkend op zijn elleboog en begon Tom aan te staren. Tom steunde al door, totdat Sid riep: "Tom! zeg eens.... Tom!" Geen antwoord. "Och Tom! Tom! wat scheelt er aan, Tom?" En hij greep hem bij den arm en zag hem angstig aan. Tom jammerde: "O Sid, houd op, schud me niet zoo hard!" "Zeg, wat scheelt er aan, Tom? Ik zal tante roepen." "O, neen! Doe dat niet!"
"Sid, wat scheelt Tom?" zeide tante Polly. "Hij.... Wel, er is met dien jongen niets aan te vangen. Ik heb nooit.... " Tom kwam binnen, gebogen onder den last zijner zakken, en tante Polly eindigde haar volzin niet. Tom wierp de massa gele geldstukken op tafel en zeide: "Daar wat heb ik gezegd? Het geld is van ons beiden; Huck de helft en ik de helft." Dit tooneel deed iedereen den adem inhouden.
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek