Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 30 juni 2025
Van den mensch hebben zij tegenwoordig niet zoozeer onmiddellijk als wel middellijk last. Vroeger meer dan nu maakte men om ze te dooden gebruik van de "kraaienhut" een jachtbedrijf, dat gedurende het geheele jaar kan plaats hebben en waarvoor meestal duinstreken gekozen worden of andere, liefst oneffene, opene en eenzame gronden, waar Roofvogels en Kraaien zich gewoonlijk vertoonen. Schlegel beschrijft de toebereidselen hiervoor op de volgende wijze: "De hut zelve plaatst men veelal onder den grond in een heuveltje en het mansdiepe, met planken of steenen omkleede gat, waaruit zij in dit geval bestaat, wordt ook van boven met planken gesloten, die wederom met een dikke laag aarde of zand bedekt worden. Onder het dak maakt men eenige openingen van ongeveer een halven vierkanten voet grootte en de deur der hut plaatst men tegenover deze schietgaten. Tot zitplaats van den tammen Ooruil neemt men een paal van 3 tot 4 voet hoogte, van boven met een ijzeren kram, ten einde de riemen te kunnen vastbinden, waarmede de pooten van den Ooruil voorzien moeten zijn. Deze paal werd in vroegere tijden op den top der hut bevestigd; het is echter beter hem op 10
Naar het schijnt, waren de Zwaardvisschen in vroegere eeuwen meer algemeen verbreid dan thans. De Romeinsche natuuronderzoekers noemen ook de Middellandsche Zee als een deel van het door hen bewoonde gebied; in den laatsten tijd heeft men ze hier echter niet meer waargenomen. Zij bewonen de noordelijke gedeelten van den Atlantischen Oceaan, de IJszee en het noorden van den Stillen Oceaan. Geregeld bezoeken zij de kusten van Engeland, Nederland, Duitschland en Frankrijk. Volgens Van Bemmelen is de Zwaardvisch "meermalen aan onze kusten waargenomen. Een voorwerp is in 1811 bij Ameland op de Engelsche plaat gestrand, één op 15 April 1832 aan de Friesche kust nabij de Zwarte Haan, een wijfje op 30 November 1841 levend aan den Voet der Velzer zeeduinen op eenigen afstand van Wijk-aan-Zee." Het laatstgenoemde exemplaar stelde den bekwamen natuuronderzoeker Schlegel in staat, voor 't eerst een nauwkeurige beschrijving van den Zwaardvisch te geven. Aanvankelijk prijkte het dier "met een fraai, in alle kleuren van den regenboog irizeerend zwart", terwijl het wit door zuiverheid en glans aan porselein herinnerde. Reeds weinige dagen daarna was van dit kleurenspel niets meer te zien; de opperhuid geraakte langzamerhand los; na verloop van een week was het dier door beginnende verrotting geheel misvormd en verminkt. Nu werd het verkocht; een van de vele kooplustigen kocht het voor f
Overal waar Scholeksters zijn, spelen zij de eerste viool, regelen, plooien als 't ware, het leven van alle strandbewoners naar hare inzichten. "Haar voedsel," schrijft Schlegel, "bestaat uit vischbroedsel, jonge Garnalen en Wormen.
"Het laatste voorbeeld van dezen aard," zegt Schlegel, "had den 9den April 1825 in de Zeeuwsche stroomen bij St. Annaland plaats, waar er tegelijk 35 stuks gedood werden, van welke het grootste een lengte van 20 voet had. Verscheidene van deze voorwerpen werden toen voor het Rijks-Museum van Natuurlijke Historie aangekocht, waar zij zich nog bevinden."
"Zoodra zich kleine Vogels in de buurt vertoonen," schrijft Schlegel, "trekt men uit een schuilplaats aan een lang touw, hetwelk aan den poot van den Uil gebonden is: deze springt dientengevolge in de hoogte en maakt allerlei potsierlijke gebaren, waardoor de Vogels verleid worden, zich in de nabijheid te begeven en dan aan de lijmstokken blijven hangen."
Soms vestigt hij zich in oorden, waar hij vroeger niet gezien werd, voor goed, om er te nestelen. "In ons land wordt hij buiten sommige streken van Noordbrabant," schrijft Schlegel, "slechts toevallig aangetroffen. Hij nestelt in de bedoelde streken algemeen, maar komt er ook in het najaar op den trek menigvuldig.
"Aan de Goudkust," zegt Schlegel, "behoort hij niet onder de gewone Vogels; intusschen werden er herhaaldelijk levende voorwerpen van deze landstreek voor onze diergaarden aangevoerd." Hun kleed is rijk voorzien, grootendeels groen van kleur; de vleugels echter zijn in den regel prachtig purperrood. De veeren van de kruin zijn tot een kuif of "helm" verlengd.
Van hier heeft hij zich over Zuid-Europa verspreid; door de Romeinen, die hoogen prijs stelden op dit kostelijk wild, werd het ook naar Zuid-Frankrijk en Duitschland overgebracht. "De Fazant", schrijft Schlegel, "werd ook in Nederland vroegtijdig ingevoerd en in met hout begroeide streken in eenige deelen van ons land verplant.
In gewesten met weinig houtgewas strijken zij niet neer, zelden zelfs in tuinen met vele boomen of in alleenstaande kreupelboschjes. "Zij trekt bij nachttijd," schrijft Schlegel, "ligt over dag verscholen in het hout en vliegt, indien zij opgejaagd wordt, den bek benedenwaarts gericht, op niet zeer aanzienlijke afstanden, om weder in het hout in te vallen.
Dit heerlijke vogellied, echte vogelmuziek met woorden van Aristofanes, is in het jaar 414 voor het eerst op het Atheensche tooneel gezongen en gespeeld; het is uit zijne comedie De Vogels. Ik mag van deze "lustige, geflügelte buntgefiederte Dichtung," zooals Schlegel ze noemt, toch wel spreken zonder dat de kwade tongen mij de domheid toedichten mijne dieren daarmee te vergelijken?
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek