United States or Gabon ? Vote for the TOP Country of the Week !


Intusschen is het wenschelijk dezen naam te gebruiken in tegenoverstelling van dien van Ooruil, of, met andere woorden, daaronder te begrijpen alle soorten van Uilen, wier kop niet van oorpluimpjes voorzien is."

De Ooruil paart in de eerste maanden van het jaar, gewoonlijk in Maart, en is een trouwe en liefdevolle echtgenoot. Het nest komt voor in gaten van rotsen, in holen van den grond, in oude gebouwen, op boomen, soms zelfs op den vlakken bodem, o. a. in het rietveld. Bij voorkeur maakt hij gebruik van een reeds bestaande woning, die slechts bij hooge noodzakelijkheid vooraf eenigszins hersteld wordt.

Wiese verhaalt het volgende merkwaardige staaltje van de genegenheid van den Ooruil voor een zijner soortgenooten: "Een houtvester in Pommeren, wiens eenzame woning te midden van een dennenwoud lag, hield sedert geruimen tijd in een donker hok op zijn erf een tammen Ooruil.

De Ooruil is geen trekvogel; hij blijft gedurende het geheele jaar zijn broedgebied bewonen; hoogstens zwerft hij vóór den paartijd zonder doel of regel rond. De Ooruil geeft de voorkeur aan bergstreken, omdat deze hem de beste schuilplaatsen verschaffen; maar bewoont ook vlakten, vooral die, welke met groote wouden bedekt zijn.

Deze werd in de eerste dagen van Maart, toen men in het naburige woud een wilden Ooruil hoorde schreeuwen, aan beide pooten gekluisterd, buitenshuis geplaatst, waar hij weldra bezoek kreeg van zijn in vrijheid levenden neef, die hem vervolgens geregeld iederen nacht met voedsel voorzag.

Uit dit geschreeuw blijkt, dat de Ooruil gedurende den geheelen nacht werkzaam en in beweging is. Tot aan het krieken van den morgen hoort men het in het woud, nu eens hier, dan weer daar.

Onder 't loopen licht de Kalkoen zijne vleugels dikwijls een weinig op, alsof het gewicht van zijn lichaam hem hindert, loopt dan eenige meters ver met wijd geopende vleugels; soms springt hij twee- of driemaal omhoog en zet daarna de reis over den bodem voort. Zijne gevaarlijkste vijanden zijn, behalve de mensch, de Los, de Sneeuwuil en de Ooruil.

Waarschijnlijk heeft de Ooruil zich den buitengewoon grooten haat, dien de Kraaien hem toedragen, op den hals gehaald door zijne aanvallen op deze Vogels, die des nachts weerloos zijn; zeker is het althans, dat hij bijzonder veel van hun vleesch houdt. De Kraaien zetten hem zijne nachtelijke moordaanslagen betaald, zooveel zij kunnen.

Als de dag zonder een dergelijke ontmoeting voorbijgaat, wordt de Ooruil eerst tegen zonsondergang wakker; met onhoorbaren vleugelslag begeeft hij zich dan gewoonlijk in de eerste plaats naar een rotspunt of een hooge boom; van hier weerklinkt in het voorjaar in den regel zijn dof, maar op grooten afstand hoorbaar "boehoe". Bij helderen maneschijn hoort men het vaker, dan wanneer het donker is; vóór den paartijd schreeuwt hij bijna onophoudelijk gedurende den nacht.

Tot de Dagroofvogels behooren o.a. de koningsarend, de sperwer, de havik, de valken, de buizerden; gieren komen in ons land niet voor. Tot de Nachtroofvogels behooren o.a. de kerkuil, de steenuil, de ooruil. Torenvalk, gewone buizerd en alle inlandsche uilen zijn zeer nuttig door 't dooden van veldmuizen en andere kleine knaagdieren.