Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !

Bijgewerkt: 12 oktober 2025


In weinig ogenblikken sneuvelden er meer dan honderd edellieden. Mijnheer Rodolf I, heer van Gaucourt, met de twee Koningen Balthazar en Sigis, en met nog zeventien uitgelezen ridders had zich sedert lange tijd tegen de Gentenaars van Jan Borluut verdedigd.

Rodolf de Nesle, zijn ruiters weder in orde gebracht hebbende, viel opnieuw met volle ren tegen de Gentenaren, terzelfder tijd zakte de middenbende achteruit, en de Fransen denkende dat zij de slagorde gebroken hadden, hieven aan met blijde kreten "Noël! Noël! Zege! Zege!"

Vruchteloos had de moedige Fransman gepoogd die schaar te doorboren, reeds driemaal hadden de Gentenaren hem met verlies van veel volks afgedreven zonder hun gelederen te breken. Jan Borluut overwegende dat het zeer schadelijk zou zijn indien hij zijn plaats verliet om de mannen van Rodolf aan te vallen, bedacht een ander middel.

Rodolf was van wanhoop en razernij zinneloos geworden, hij verstond de woorden van Borluut wel, en wellicht kwam een dankbaar gevoel zijn hart ontroeren, maar het verwijt van verstandhouding met de vijand, hem door de Seneschalk Robert gedaan, had hem met zulke bittere spijt vervuld dat hij niet langer leven wilde.

De grootste stilte bleef in het leger heersen opdat de bevelen van ieder wierden gehoord. Eindelijk waren de twee beken met lichamen van mensen en paarden opgevuld, en het gelukte Rodolf de Nesle met omtrent duizend ruiters er over te geraken. Dezelve dan in een dikke schaar geschikt hebbende, riep hij: "Frankrijk! Frankrijk! Vooruit! Vooruit!"

"Ja, ja, dit zullen wij bewerken, laat ons maar beginnen met de plaats zuiver te maken." De wezenstrekken van Rodolf de Nesle betrokken zich met een innige spijt; de woorden welke hij hoorde, mishaagden hem zeer, daar zijn edelmoedigheid zich tegen zoveel wreedheid verzette.

Wanneer de twee Koningen met al de andere ridders reeds gesneuveld waren, en dat zijn paard ook reeds gevallen was, stond Rodolf nog met een wonderbare onversaagdheid te midden zijner vijanden. Hij verweerde zich behendiglijk tegen de Gentenaars, en dreef dezelve met schriklijke slagen van zich.

Mijnheer d'Artois, dit ziende, werd genoodzaakt de benden van Rodolf terug te roepen. Met de grootste moeite kon men dit lichaam weder tot regelmatige scharen vormen, want er was een schriklijke verwarring onder hen gekomen. Intussentijd had Mijnheer Jean de Barlas een plaats gevonden, waar men door de eerste beek gemakkelijker waden kon, en was met tweeduizend kruisboogschutters er overgetogen.

Meest al de ridders grepen onstuimig naar de handschoen, ook Rodolf de Nesle; maar Robert d'Artois had zich zo haastig vooruitgeworpen, dat hij dezelve voor de anderen gevat had. "Ik neem uw uitdaging aan," sprak hij. "Kom, wij gaan!" De oude Koning Sigis van Melinde richtte zich op, en bracht zijn hand, als een teken dat hij spreken wilde, over de tafel.

Rodolf, door dit verwijt gekwetst, ontstak in een hevige toorn, hij naderde dichter bij de Veldheer, en antwoordde met bitsige nadruk: "Gij twijfelt aan mijn moed? Gij hoont mij? Maar ik vraag u, durft gij mij op staande voet en alleen tussen de vijand volgen? Ik zal u zo ver brengen dat gij nimmer wederkomen zult ..."

Woord Van De Dag

sanktie

Anderen Op Zoek