United States or Sri Lanka ? Vote for the TOP Country of the Week !


Sommigen verklaren de geheele gebeurtenis, welke den inborst van Radboud nogtans volkomen kenschetst, voor eene fabel." »Kort daarop kwam Radboud te sterven." J. na Chr. 734, 738, 744, 746, 754 of 755. »Wie hem opvolgde, is niet geheel zeker; sommigen zeggen, zijn zoon Adgillus II, anderen, zekeren Poppo. »Poppo oorloogde met Karel Martel.

Mij zou het niet verwonderen, indien de Nederlandsche bewerker, bij deze vermoedelijk van hem afkomstige passage, aan den Frieschen koning RADBOUD gedacht heeft, die door den apostel WULFRAN gedoopt zou worden.

Karel werd nu ook als Koning van Oost-Frankrijk erkend. Radboud, de bittere vijand zoowel der Christenen als der Franken, was in Friesland teruggekeerd, algemeen weder tot Koning erkend, en begon zijnen woesten aard en wreede vervolging weder vrijen teugel te vieren. Hij vereenigde zich met der Saksen Koning of Hertog Witekind, ten einde Karels magt te fnuiken en op den troon te blijven.

Hij schijnt zich vervolgens met de Neustrasiers vereenigd te hebben tot het beleg van Keulen, in welke stad Plectrude zich onthield, die, nadat de Neustrasiers hadden moeten aftrekken, omdat Karel hen in den rug dreigde, hem tot den aftogt, door eene aanzienlijke som gelds, overhaalde." »Hiermede was echter de krijg tusschen Karel en Radboud nog niet geëindigd.

Terwijl hij alzoo smeekte, barstte de bast met de banden, en de schoone knaap viel ter aarde, zonder dat hij werd gedeerd. Wolfram hief hem op, en Ovo werd naar Rouaan gebracht, waar bisschop Regislant hem tot priester wijdde. Daar Radboud het mirakel had aanschouwd, verlangde hij, Christen te worden.

»Zooveel is intusschen zeker, dat Raganfrid, die alleen wilde heerschen, en eindigde met alles, op één Graafschap na, te verliezen, naderhand echter zoo verstandig was, zich met hetzelve tevrede te houden, hetwelk andere overweldigers, die in het eerste zijn voorbeeld gevolgd hebben, niet deden; dat deze Raganfrid hulp zocht bij Radboud, dien de Fransche Schrijvers slechts Hertog der Friezen noemen; hij mogt geen hooger rang dan Pepijn en Karel hebben.

Het verschil in de jaren, waarin de gebeurtenissen worden vermeld, is bij vele Schrijvers zeer opmerkelijk; dan een opzettelijk onderzoek hierover, zou voor ons doel van weinig nut zijn. Wij zullen liever de korte geschiedenis van Radboud tot aan zijnen dood vervolgen.

Hij was weder in zijn land teruggekeerd, toen men aan de goden van Friesland een mensch moest offeren, die door het lot werd aangewezen. Er was een schoon jongeling, Ovo genaamd, die 't lot trok. Toen smeekte de heilige bisschop Wolfram den koning der Friezen: "Heer Radboud! wil mij dezen jongeling geven."

Wel zegt een onzer Geschiedschrijvers, dat Radboud, die zich immer nog niet ontzag de Christenen te vervolgen, niet beducht voor de wraak van Pepijn, wiens jaren hoog geklommen waren, vreezen moest, dat Grimoald den hoon, zijnen vader aangedaan, zou wreken, en hem daarom uit den weg moest ruimen; doch wat zou hem dit gebaat hebben, daar Pepijn nog twee andere volwassen zonen had, door geene echtverbindtenis aan Radboud verbonden, en van welke hem dus zoodanig eene wraak nog veel meer stond te vreezen?"

In de verte stond een paleis, kostbaar, gebouwd van goud en edelgesteenten. Ze traden het paleis binnen, en daar aanschouwden ze een koninklijken troon, wonderlijk-schoon en schitterend. Met een enkel gebaar wees hun de leidsman dit alles. "Dit nu is de woning, bereid voor koning Radboud."