Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !

Bijgewerkt: 5 mei 2025


Hij was zeer bevriend met den dichter Tibullus, die hem in 31 zou vergezellen in den oorlog van Octavianus tegen Antonius, doch ziek te Corcyra moest achterblijven. Ook had hij met Horatius omgang. Zij spaarde niemand, die haar hebzucht of haar haat had opgewekt, ook hare verwanten niet. Van zijn leven is weinig bekend.

»Dat de wensch om aan u en de uwen een waardig lot te bereiden, Octavianus des te oprechter bezielen zal, naarmate gij met vaster vertrouwen verwachten zult dat hij zijne grootmoedigheid in al hare volheid aan u zal bewijzen." »En als ik dezen wensch vervul, en alles van u verwacht wat groot en edel is, en dat valt mij niet moeilijk welke bewijzen van uwe gunst geeft gij ons dan?"

De bouwmeester kon in de verte niet vermoeden wat hij hem wilde mededeelen, in ieder geval zou het onderhoud niet lang kunnen duren, want de vloot, waarmede de koningin en Marcus Antonius naar Griekenland overgestoken waren, moest nu reeds die van Octavianus hebben ontmoet, en zoo was waarschijnlijk de slag geleverd, die het lot der wereld beslissen zou.

Zoodra de Cæsar zijn wagen besteeg, verzocht zijn vriend verlof om te mogen achter blijven. Octavianus reed dus alleen in oostelijke richting naar de plek, waar, in de nabijheid van het Hippodroom, de grond werd opgemeten, waarop de voorstad Nikopolis, dat is: »stad der overwinning" moest worden gebouwd.

»En toch," hield Philostratus vol, »zag men hem nog eergisteren met Arius, den vriend en gouverneur van Octavianus, den doodvijand van onze koningin, arm in arm in den tuin van het Paneum wandelen. Aan ieder die het hooren wilde, verzekerde Didymus dat juist deze Arius tot zijn liefste leerlingen behoorde."

Doch ik klaag niet, en zal ook niemand beschuldigen. Wij behoeven Octavianus niet te roepen, en is hij er eenmaal, dan mag hij nemen wat hij wil, indien hij mijne moeder, de tweelingen en den kleinen Alexander, die mij allen lief zijn, maar laat leven; en indien hij mij het landgoed waarvan ik sprak met vischrijke vijvers als hoofdvoorwaarde als mijn eigendom toebedeelt.

Niemand twijfelde er immers aan of Antonius had in den slag tegen Octavianus de overwinning behaald. De haven werd goed bewaakt, en juist was een afdeeling Syrische ruiters uit de kazerne ten zuiden van den Lochias naar den kant van den Poseidontempel getrokken.

Zij droeg er veel toe bij om eene uitbarsting tusschen haar man en haar broeder Octavianus te voorkomen. Doch Antonius, naar het Oosten vertrokken, verwaarloosde haar, zooals hij te voren Fulvia had gedaan, en liet zich in 32 van haar scheiden. Zij stierf in 11, diep betreurd als een toonbeeld van eene rom. vrouw en moeder.

Waar waren de groote, prachtige schepen gebleven, die haar in den strijd hadden gevoerd? Zelfs tegenwind had ze niet zóó lang kunnen ophouden, want zij waren immers voldoende met roeiers bemand. Zou Octavianus ze bemeesterd hebben? Waren zij verbrand of gezonken? Maar hoe zou Antonius dan naar Tænarum zijn gekomen? Op dit alles kon de zeeroover geen antwoord geven.

Ook later verloren Brutus en Cassius een kostbaren tijd met niets doen, en lieten den driemannen den tijd zich te versterken. Brutus en Cassius hadden omstreeks 90000 man. In den eersten slag zegevierde Brutus op Octavianus, doch Antonius op Cassius, die zich in wanhoop liet dooden. In den tweeden slag werd ook Brutus verslagen, waarop hij zich zelf in zijn zwaard stortte. Zie ook Cassii no. 8.

Woord Van De Dag

furieuze

Anderen Op Zoek