Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 3 juni 2025
Daarom meent Grotius in tegenstelling met Victoria, Vasquius, Azorius, Molina, dat een misdaad tegen het natuurrecht een "causa justificativa" van den oorlog is, en wel wijl het voor hem niet noodig is, dat iemand, opdat er sprake kunne zijn, van recht om te straffen, persoonlijk of in zijn volk beleedigd is, of wel dat er een misdaad is gepleegd tegen iemand, die onder zijn jurisdictie staat.
Heeft men echter dezen rechtstoestand eenmaal gewild, dan zou het in strijd zijn met het natuurrecht, iemand iets, wat hij volgens dit recht bezit, te ontnemen tegen zijn wil. Welke zijn de eigenschappen van het natuurrecht? Vooral de onveranderlijkheid van dit recht trekt Grotius aandacht. Het natuurrecht kan zelfs door God niet veranderd worden, zoo zegt hij.
Zeer helder is Grotius in hetgeen hij in de «Inleiding» enz. over de onveranderlijkheid van het natuurrecht, en over een mensch en dier gemeenzaam recht, zegt: «Van deze zaken zijn eenige den mensch eigen, eenige hem gemeen met andere schepselen, niet dat de onredelijke schepselen eigentlick des rechts deelachtig zijn, 't welck alleen past op 't redelick wesen: maar dat den mensch door de reden die in hem is, bevind in hem recht te zijn 't geen andere schepselen doen of alleen door haer aengheschapen kracht of te oock met eenigen treck en de zucht.
Gestel Grotius hier echter goed begrepen? Wij durven er aan twijfelen. De Groot staat niet zoo dicht bij de scholastieken als de schrijver denkt. Zien wij eerst waar, volgens Grotius, de bron is van het natuurrecht. Die bron of die grondslag ligt in een feit. In het feit n.l. dat de mensch, een met verstand begaafd wezen, sociaal is.
Nadat Grotius de natuurwet heeft bepaald, en gewezen op het verschil, dat er bestaat tusschen deze wet en de goddelijke en menschelijke wet, merkt hij nog op, dat men sommige dingen onder dit recht rangschikt in oneigelijken zin, die namelijk, die niet formeel tegen het natuurrecht zijn. Dit recht, gelijk het nu bestaat, vindt zijn oorsprong in den menschelijken wil.
En hierdoor onderscheidt zich het natuurrecht van het goddelijk en menschelijk recht; noch het een, noch het ander gebiedt of verbiedt, wat in zich en uit zijn aard verplicht of ongeoorloofd is, maar het maakt iets tot plicht of maakt iets ongeoorloofd, door te gebieden of te verbieden.
Oldendorp bepaalt het natuurrecht niet als: quod natura omnibus animalibus docuit. De dieren hebben geen recht, want zij hebben geen wet. Jus denique idem est quod lex. Wincler en Hemmingius spreken van een jus naturae prius et posterius.
"Bij alle ontvankelijkheid hunner borst voor groote gedachten uit het boek van het menschelijke natuurrecht, bij al hunne gemakkelijk op te wekken deelname in de smart en de vreugde dezer wereld, gaan zij toch ook van oudsher mank aan geheel tegenovergestelde kwalen, aan klein-steedschheid en burgerlijkheid.
B. 1, d. 2. § 5. O. c. l. 1 c. 1 § 10. cfr. "Inleiding" enz. Daar wordt gezegd: Aen geboren wet in den mensch is ... met verbintenisse van Godts wegen om 't zelve te doen. Zijn broeder Willem zegt in zijn werk over natuurrecht.
Daarom was de kern der vraag deze: Waarvandaan komt het, dat aan anderen iets van nature of door Gods toedoen of door den menschelijken wil, toebehoort en wel op die wijze toebehoort, dat wij tezelfder tijd daardoor gebonden worden in onze handelingen, dat het onze plicht wordt, te eerbiedigen, wat den naaste toekomt? II. Het natuurrecht en het stellige recht. -A. Het natuurrecht-
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek