Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 12 juni 2025
Vraagt men den Friesen ten platten lande, hoe deze of gene man heet, gewoonlik zal men u den vóórnaam van dien man noemen, met zynen vadersnaam in den tweeden naamval, b. v. Albert Sierks. Wil men weten hoe de geslachtsnaam is van den eenen of den anderen, dan moet men niet vragen: hoe heet hy? Zie ook § 37.
Vele maagschapsnamen aan bedrijfsnamen ontleend, staan, als patronymika, in den tweeden naamval; b. v. Bakkers, Brouwers, Kuipers, Schoenmakers. In § 64 vindt men reeds een aantal dezer namen opgesomd en nader besproken. Zy eischen hier geene nadere toelichting.
En zoodra dit het geval was, zoo dra men in deze namen slechts eenen klank hoorde en niets meer, toen was ook het tijdstip gekomen dat men zulke namen op nieu in den tweeden naamval plaatste. Ditmaal echter in den nieuen, op s uitgaanden form.
Andere eigenaardigheden wijzen op nauweren samenhang van het Oost-Hollandsch met het Brabantsch en het Strand-Hollandsch; vooral deze, dat de vierde naamval voor eigennamen en persoonsnamen zonder determinatief den vorm heeft aangenomen van den tweeden naamval, b.v.: Ik heb et vaders gezeid; ik heb tantes nog gekend; ik ben bij Janne geweest. Zie hierover Van Ginneken, Handboek I, bl. 94, 95.
In 't eerstgenoemde werk b. v. vinden wy eenen man genoemd Jarich Focka zoen, dat is: Jarich Fokke's zoon, of Jarich Fokkes, zoo als men heden ten dage spreekt en schrijft. Dit Focka is hier niet een vaste toenaam, veel min een vaste geslachtsnaam, die van vader op zoon overgaat, maar eenvoudig een patronymikon, eenvoudig de naam van den vader van dezen Jarich, in den tweeden naamval.
Van Tedinga zijn de geslachtsnamen Theenga en, in den tweeden naamval, Teengs weêr versletene formen, even als Thema van Thedema. Thedinga was de naam van een oud, aanzienlik klooster by Nüttermoor in Oost-Friesland, maar dat in de 16de eeu opgeheven werd. De naam is nog gebleven aan een gehucht dat heden ten dage de plaats van dat klooster inneemt.
Zy bestaan, in hunnen oorspronkeliken form, uit twee deelen: uit den een of anderen mansvóórnaam in den tweeden naamval, en uit het achtervoechsel ma; b. v. En dit achtervoechsel ma beteekent eenvoudig man. Zoo geven ook de Friesen in het dageliksche leven den naam van Likelsgea of St. Liklesgea aan het dorp St. Zie bl. 64.
Na dien tijd verloor de taal onzer voorouders die kracht, en raakte deze naamsforming in onbruik. Men verstond de beteekenis van dit achtervoegsel niet meer; men kende de weerde daar niet meer van. Toen kwam het gebruik in zwang, om het woord zoon achter den vadersnaam in den tweeden naamval, te plaatsen; en dit gebruik verving eerlang geheel de oude zede om de patronymika met ing te formen.
En daar begon hij: "Snork-niet, Rotte, Bokking, Schiet den monnik dood, Naamval, Drie schellingen, Biertand, Deksel!" Zulke grappen waren wij nog niet gewoon en daarom schoten wij allen in den lach. Monsieur Gozewinus deed nu, alsof hij wel gehoord had, dat hij ze niet goed had opgenoemd en zei: "Als ik je wel verstaan heb, dan heb jij de eilanden in de Stille Zuidzee opgenoemd.
En zoo werd in verloop van tijd dat Hemmingson een vaste geslachtsnaam, zoo als het nog heden is. In plaats van dit son of zoon er achter te voegen, nam men het vaderlike patronymikon ook wel eenvoudig in den tweeden naamval als toenaam aan. Strikt genomen wil Hemmingson zeggen: zoon van den zoon van Hemme; en Alinks, zoon van den zoon van Ale.
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek