United States or Bulgaria ? Vote for the TOP Country of the Week !


Door de eene of andere byzondere omstandigheid, misschien ter onderscheiding van andere mannen in de onmiddellike omgeving van Leendert Hemming, die eveneens Leendert heetten, werd onze man in het dageliksche leven door zyne buren, vrienden en verdere tijdgenooten niet by zynen voornaam Leendert genoemd, zoo als anders gebruikelik was, maar by zynen toenaam Hemming.

Langs de oostelike grenzen van Noord-Nederland, en langs de westelike grenzen van Zuid-Nederland strekken zich eenige gouen uit, waar de dageliksche volksspreektaal nog nederlandsch is. Oost-Friesland, Benthem, het westelike gedeelte van Westfalen, dat men Munsterland noemt, en Neder-Rijnland zijn die grens-gewesten langs onze oostelike palen.

Speceryen, keukengroenten en andere voortbrengselen uit het plantenrijk, die eene rol spelen in het dageliksche leven der menschen, hebben hunne namen ook moeten leenen tot het formen van geslachtsnamen.

Maat is een volksaardig woord dat in de eerste plaats iemand beteekent die met eenen anderen de zelfde betrekking vervult, maar in de tweede plaats ook wel goede-vriend beduidt; goede-maats, goede-maatjes met iemand wezen, is eene uitdrukking uit de dageliksche volksspreektaal. Het woord is vooral by ons zeevolk in gebruik bootsmansmaat, verkort tot bootsmaat; koksmaat, timmermansmaat.

In het dageliksche leven laat men de woorden state en sate wel achterwege, als men van deze plaatsen spreekt, en zeit eenvoudig: »ik woon op Abbinga", en »ik kom van Allinga". Neemt men nu aan, dat de friesche geslachtsnamen met van er voor, oorspronkelik zulke plaatsnamen geweest zijn, dat b. v.

Hy is eigenaar van een huis, dat in den gevel, in eenen steen uitgebeiteld, den naam draagt van »Nooit gedacht." Dien ten gevolge, ook om hem te onderscheiden van anderen, die den zelfden geslachtsnaam dragen als hy, wordt deze Harmen de Vries in het dageliksche leven gewoonlik Harmen Nooitgedacht genoemd. In dezen bynaam steekt niets onteerends.

De laatste is de naam van het dageliksche morgen- en avondgerecht onzer voorouders. Roggenbrood, vooral ook roggentweebak, in dunbier gebrokkeld en te zamen verwarmd, dat was »de bier-en-broodspot", die oudtijds zoo hoog in achting stond, dat hy wel op gevelsteenen en als huisnaam voorkwam, en dat hy zelfs, vermoedelik langs dien weg, geslachtsnaam geworden is.

In de middeleeuen was karnemelk en wei de dageliksche drank van den geringen man, als hy geen bier bekostigen kon; vooral ook van vrouen en kinderen. Het was het drinken of het zuipen, het suypen, gelijk men toen zich uitdrukte en schreef, als by uitnemendheid.

Een paar andere voorbeelden van dezen form zijn nog de geslachtsnamen Frankema en Joostema, van de mansvóórnamen Frank en Joost. Eelke = Eelco, Otte = Otto, Rinse = Renso, Harke = Harco. De o is in deze namen van jongere dagteekening dan de a, en waarschijnlik door duitschen infloed in gebruik gekomen, toen in de dageliksche spreektaal de oorspronkelike a tot eene toonlooze e verfloeide.

Men spreekt de personen, aan wie ze gegeven zijn, daar wel rechtstreeks mede aan, of noemt hen wel met die namen, ook in hun byzijn. »De rooie," »de lamme," »de bult," »mankpoot" zijn zulke liefelike namen die in onze achterbuurten soms zoo algemeen in gebruik zijn, dat menigeen nooit anders wordt genoemd door de lieden zyner dageliksche omgeving.