United States or Zambia ? Vote for the TOP Country of the Week !


Livingstone zegt dat deze bronnen niet zuidelijker liggen dan die van het meer Bangoeëlo; in den brief, door hem aan den New-York Herald geschreven, merkt hij op, dat deze vier vijvers, waaruit het water te voorschijn treedt en zich in vier groote rivieren splitst, die van hetzelfde punt uitgaan, tot op zekere hoogte overeenkomen met de beschrijving der bronnen van den Nijl, zooals wij die bij Herodotus vinden en die hij te Saïs had opgeteekend uit den mond der egyptische priesters.

Met ingespannen aandacht luisterde Livingstone naar mijn verhaal; blijkbaar doorleefde hij in zijne gedachten deze ontzaglijke episode in het groote drama der wereldgeschiedenis. Korten tijd nadat zij ons verlaten hadden, zonden de Arabieren ons hunne geschenken, en wel in den vorm van spijzen: vleeschpasteitjes, kippen, rijst, vruchten en zoo voorts. De gaven waren ons welkom.

Ten zuidwesten van het meer Kamolondo, waarin de Webb uitloopt, bevindt zich een ander groot meer, dat mede met eene rivier in verbinding staat door middel van een belangrijken stroom, de Loéki of Lomame. Dit groote meer, bij de inboorlingen als het meer Tsjeboego bekend, ontving van Livingstone den naam van Lincoln, ter herinnering aan den president der Vereenigde-Staten.

Aan het hof van Cazembé ontmoette onze reiziger een grijsaard, Mohammed-ben-Selim geheeten, een arabischen kleurling, dien de koning gevangen hield, omdat hij zijne gangen wantrouwde. Livingstone maakte van zijn invloed op den vorst gebruik, om Mohammed in vrijheid te doen stellen; en daar zij beiden denzelfden weg volgden, nam hij het voorstel van den Arabier aan, om te zamen te reizen.

Zich van het meer Tanganjika verwijderende, trok Livingstone door Maroengoe, en bereikte het meer Moéro, dat in de lengte ongeveer zestig mijlen beslaat. Aan het zuidelijk uiteinde van dit meer bevindt zich de mond eener rivier, die van het zuiden komt en de Loeäpoela heet.

Hij kwam naar mij toe, liet mij een kostbaar geweer voor de olifantenjacht zien, en begon mij iets te vertellen van zijne vroegere reizen met Livingstone. Ik haastte mij, van de gelegenheid gebruik te maken. "Waar denkt gij wel, dat Livingstone zich nu zou bevinden?" vroeg ik hem.

In zijn tweede reis van 1858 tot 1864 was Livingstone niet meer de zendeling van het Londensche zendelinggenootschap, maar het hoofd eener expeditie, door het Engelsche gouvernement uitgezonden, en wel door lord Clarendon, minister van buitenlandsche zaken op touw gezet, om de reeds verkregen kennis van de geografie, de minerale producten en veldgewassen van Oost- en Centraal-Afrika te vermeerderen, betrekkingen met de inboorlingen aan te knoopen of uit te breiden, en eene ruilhandel tusschen hen en Engeland te openen.

Zijn beenen knepen den grond, terwijl zijn hoofd rookte. En het ratelen van zijn bewondering en haat, wanneer de andere vroeg: Stanley?.... Stanley, om te slagen had hij zich verkocht voor een politiek en onwetenschappelijk doel. Livingstone.... een proselietenmaker, maar die toch de meren van het zuiden het eerste had bereikt.

Gij ziet immers zelf, dat het bij ons nooit regent, terwijl de stammen, die nooit bidden, regen krijgen in overvloedMen kwam evenwel dien tijd van droogte te boven, zonder dat Livingstone om zijne voorgewende tooverij werd lastig gevallen. Zuid-Afrika's planten- en dierenwereld.

Livingstone antwoordde, dat het zijn wensch was naar het zuiden te gaan, aangezien hij vernomen had dat daar meren en rivieren waren. "Het is niet noodig daarvoor naar het zuiden te gaan," hervatte Cazembé; "er is hier in den omtrek water in overvloed."