United States or Senegal ? Vote for the TOP Country of the Week !


»Dan ook tegen dit werk doen zich eenige bedenkingen op. Want om, ter bekorting mijner rede, niet terug te komen op alles, wat daaromtrent reeds in de verbalen der beraadslagingen van de afdeelingen nopens het hooren der belanghebbenden, de verzekering van wettig verkregene regten, de berekening van het productive des werks, en meer andere punten is gezegd, en naar mijn oordeel in de beantwoording der Regering niet tot bevrediging en geruststelling van U Edel Mogenden is opgelost; om al verder niet te treden in een betoog van de noodzakelijkheid, dat nieuwe wetsbepalingen, op het stuk van de onteigening, het daarstellen van zulke groote werken, als in dit wetsontwerp worden voorgedragen, dienen vooraf te gaan; wil ik thans alleen opmerken, dat de gegrondheid van het gevoelen van velen onzer, dat dit werk, hoe nuttig hetzelve ook wezen moge, echter meer uit het oogpunt van plaatselijk, districts- en gewestelijk, dan wel uit dat van algemeen belang moet worden beschouwd, onder anderen dááruit blijkt, dat Rhijnland, volgens het overgelegde plan en teekening, eene volledige verbetering in het Katwijksche kanaal zoude erlangen, eene verbetering, waartoe anders, zoo als door de vijfde afdeeling te regt is aangemerkt, bij den onvolmaakten toestand, waarin dat kanaal zich bevindt, Rhijnland toch verpligt zoude zijn, vroeger of later over te gaan. Ook is dit gevoelen niet alleen door de beantwoording der Regering niet wederlegd, maar zelfs aanmerkelijk versterkt door hetgeen aldaar sub . en . te lezen is, namelijk »dat de kosten, om den oever van het Haarlemmer Meer volledig te beveiligen, thans zeer groot zijn; dat de geheele oostelijke oever door eene steenen glooijing voor verdere inbraak moet worden beschermd; dat daartoe de som van omtrent f

»Men schijnt hier geheel de lessen der praktijk, ons door het Katwijksche kanaal en de aldaar gevestigde sluizen gegeven, te vergeten: vier eeuwen lang sprak men over de weder-opening van den mond des Rhijns bij Katwijk, tot verbetering, tot herstelling van Rhijnlands waterstaat; de theorie sprak luid, en toonde, hoe alles met die weder-opening zoude gered zijn: ten koste van millioenen schats, waaronder Rhijnlands ingelanden lang zuchtten, werden die schoone sluizen, de bewondering des vreemdelings, gesticht en het kanaal gegraven, en wat heeft nu de ondervinding geleerd?

De Katwijksche Leeraar, wijlen P. J. KOETS, heeft eene voortreffelijke en belangrijke inleiding geschreven tot het onlangs wederom uitgegeven treurspel "Peter en Pauwels" , het eerste gedicht van Vondel, na zijn openlijken overgang tot de R. K. Kerk in 't licht gegeven, en te beschouwen »als het ex-voto van dien overgang, op het roemrijke graf der Apostelen neergelegd."

»Men heeft daarin nu echter, door deze gemaakte ontwerpen, op de meest voldoende wijze kunnen voorzien, zoo door een' overblijvenden ruimen boezem, als de stichting van meerder uitlozende sluizen, de volledige verbetering van het Katwijksche Kanaal, en het aanwenden der stoomkracht, om, ingeval van nog bestaande noodzakelijkheid, den boezem onmiddellijk naar vereisch te ontlasten."

»Ik beken, dat ik gaarne gezien had, dat deze onderneming zich ook had kunnen uitstrekken over het zoogenaamde Spieringmeer; maar toegevende in dezen aan de zwarigheden, die zich in de uitvoering opdeden bij een zeer gewigtig waterbestuur in die streken, welks medewerking veel waard was en waarvan de tegenwerking niet verkieslijk was, zoo heb ik dat stuk geteekend in de volle verzekering, dat het Bestuur van Rhijnland, waarvan twee leden het rapport mede geteekend hebben, en na gehoudene ruggespraak met hunne medebestuurders, aan die commissie hoogst belangrijke hulpmiddelen hebben gesuppediteerd en door deze zijn overgenomen; ik beroep mij, om niets meer of anders te noemen, op het project met teekening en raming van de uitbreiding van het Katwijksche kanaal, ter griffie dezer Kamer in natura aanwezig en door Rhijnlands Bestuur opgemaakt, aan de commissie overgegeven: is dit hooren van dat Bestuur, of is het dit niet?

Het geslacht dat Willem Cornelisz Duivenbode tot stamvader had, is, volgens het gene Pars in zyne Katwijksche Oudheden mededeelt, thans sinds meer dan anderhalve eeu uitgestorven. Hoochst waarschijnlik stammen dus de maagschappen die thans den naam Duivenbode in de verschillende boven vermelde formen dragen, af van Ulrik en van Jan.

Vreemd is b.v. dat Ingres, al had hij dan ook Quicherat nog niet tot zijn dispositie, in 1854 met een portret van Jeanne voor den dag komt in den vorm van een »plantureus uitgedijde« vrouw, met een paar heupen, waarop een Katwijksche visschersvrouw jaloersch zou worden en in een costuum waarop uit een historisch oogpunt ook nog wel het een en ander aan te merken valt.