United States or Rwanda ? Vote for the TOP Country of the Week !


Met een nijdige beweging van zijn gebalde vuist sloot hij het boek, bracht het weer naar zijn plaats en blies het licht uit. Ternauwernood had hij zich omgekeerd om de hut te verlaten, of de hand van Hopkins was aan zijn keel en ik hoorde zijn luiden gil van ontzetting, toen hij begreep, dat hij gesnapt was.

Van nacht probeerde ik het nog eens en slaagde, maar vond, dat de bladzijden, die betrekking hadden op die maand, uit het boek waren gescheurd. Op dat oogenblik was ik een gevangene in uw handen." "Is dat alles?" vroeg Hopkins. "Ja, dat is alles." Hij sloeg de oogen neer, terwijl hij het zeide. "Hebt u niets anders te vertellen." Hij aarzelde. "Neen, er is niets."

"U zijt detectiven, vermoed ik," zei hij, "u denkt, dat ik betrokken ben bij den dood van kapitein Peter Carey. Ik verzeker u, dat ik onschuldig ben." "Dat zullen wij zien," zeide Hopkins. "Allereerst, hoe is uw naam?" "Ik heet John Hopley Neligan." Ik zag Holmes en Hopkins een blik van verstandhouding wisselen. "Wat kwaamt ge hier doen?" "Kan ik in vertrouwen tot u spreken?" "Neen, zeker niet."

De kaars werd weer aangestoken en daar stond onze ongelukkige gevangene, rillend en bevende in den ijzeren greep van den detective. Hij viel neer op de kist en keek hulpeloos van den een naar den ander. "Nu, waarde heer," zei Stanley Hopkins, "wie ben je en wat kwam je hier doen?" De man herstelde zich zoo goed mogelijk en keek ons aan.

Stanley Hopkins haalde den sleutel uit zijn zak en had hem in het slot gestoken, toen hij plotseling met een uitdrukking van verrassing op het gelaat nauwkeurig het slot onderzocht. "Iemand heeft getracht de deur te openen," zeide hij. Hieraan viel niet te twijfelen. Het hout er om heen was weggesneden en het scheen zoo wit, alsof het kort geleden gedaan was. Holmes onderzocht het raam.

Het was een man met zulk een reusachtige kracht, dat zelfs met de handboeien, die Holmes hem zoo handig had aangedaan, hij spoedig mijn vriend overmeesterd zou hebben, waren Hopkins en ik hem niet te hulp gekomen. Eerst toen ik den kouden loop van de revolver tegen zijn slaap drukte, begreep hij ten laatste, dat tegenstand nutteloos was.

"Waar hebt u dat gevonden?" stotterde hij. "Ik wist het niet. Ik dacht, dat ik het in het hotel had verloren." "Dat is genoeg," zeide Hopkins barsch. "Alles, wat gij nog te zeggen hebt, kunt gij voor den rechter bewaren. Thans gaat ge met me naar het politiebureau. Wel, mijnheer Holmes, ik ben u en uw vriend zeer verplicht, dat u gekomen zijt om mij te helpen.

"U is hier niet geweest vóór gisteren avond?" "Neen." "Welke verklaring hebt u dan hiervoor?" riep Hopkins, terwijl hij het notitieboekje met de voorletters van den gevangene op de eerste bladzijde en de bloedvlek op den omslag voor den dag haalde. De ongelukkige viel bijna om van schrik. Hij bracht de handen voor zijn gezicht en beefde weer als een riet.

De sporen van het drama waren verwijderd, maar overigens had men de meubelen, de kaarten enz. precies gelaten als ze waren gevonden na den moord. Gedurende twee uur bekeek Holmes met sterk gespannen aandacht elk voorwerp op zijn beurt, maar zijn gelaat toonde, dat het resultaat niet zeer bevredigend was. Slechts éénmaal onderbrak hij zijn onderzoek. "Heb je iets van deze plank genomen, Hopkins?"

Ik herkende hem dadelijk als Stanley Hopkins, een jong inspecteur van politie, voor wiens toekomst Holmes groote verwachtingen koesterde, terwijl deze op zijn beurt de bewondering en den eerbied toonde van een leerling voor de wetenschappelijke methode van den beroemden amateur. Zijn voorhoofd was bewolkt en hij zat daar als iemand, die in de grootste verslagenheid verkeert.