Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !

Bijgewerkt: 27 juni 2025


"Gij hebt gehoord, wat ik gezegd heb," zeide Holmfeld, terwijl hij Lodewijk in den kraag vatte: "nog één woord en ik smijt u in den kelder." "Een oogenblik!" zeide Van Lintz, die inmiddels zich geweld had aangedaan om bedaard te blijven: "indien hier iemand beleedigd is, zoo ben ik het.

"Zij zijn naar beneden gegaan," zeide Holmfeld: "'t schijnen hupsche menschen; waar wat schuw van vreemde aangezichten. Wij zullen hun echter laten vragen, of zij niet mede een kopje koffie komen drinken. Toe Melis! loop eens gauw naar beneden, en vraag, of Mijnheer en de Juffer ons met hun gezelschap willen vereeren. Zeg dat er niemand vreemds is als de Kapitein van de Fortuin en Mijnheer Huyck."

Wij waren intusschen de kajuit uitgetreden: Holmfeld was zijn bevelen gaan geven tot het klaarmaken der sloep: Van Lintz was naar beneden om zijn degen en mantel te gaan halen, en Lodewijk, tegen het gangboord leunende, stond een deuntje te fluiten en naar wal te zien. Nu naderde mij Amelia en zeide: "Gij belooft mij, toe te zien, Mijnheer Huyck! dat alles naar behooren toega.

In een klein half uur tijds waren wij de haven uit en op de reede gekomen, en zag ik Kapitein Holmfeld aan de trap staan, onze komst verbeidende. Niet verre van hem stonden twee in mantels gewikkelde personen, die insgelijks naar ons uitkeken. "Het schijnt dat er passagiers aan boord zijn," zeide ik tegen Pulver.

"Ik heb de eer het gezelschap nederig te groeten, zeide hij, een spottenden blik op Van Lintz werpende; maar de uitdrukking van zijn gelaat veranderde en zijn kleur verschoot, toen hij mij herkende. "Ga zitten, Mijnheer Blaek!" zeide Holmfeld: "waarlijk, wij waren er verre af, van ons op uw bezoek te verwachten: dat is hupsch van u."

"Nu! dat is mij lief," hernam Holmfeld: "wel! wel! 't is een macht van kisten, die gij mij aanbrengt: als ik ze alle maar plaatsen kan: en staat gij er voor in, Schipper! dat er geen averij aan is?" "Gij kunt ze zelf bezien," zeide Pulver: "er is geen drop water bij gekomen."

Maar zoo ik niet wist dat het geen droom is, en dat wij hier werkelijk in 't Maklijk-Oud bij Terschelling lagen, op den hoeker de Stad Kjöbenhavn, Kapitein Holmfeld, dan zou ik denken, dat wij ons in de zee van de Antilles bevonden."

"Mijnheer mag wezen wie hij wil," zeide Holmfeld, na zich een wijl bedacht te hebben: "hij is mijn passagier: ik heb geld voor den overtocht ontvangen en ik versta niet, dat hij aan mijn boord beleedigd worde."

"Dat wensch ik," zeide Holmfeld: "maar in allen gevalle dank ik Mijnheer voor de waarschuwing: en zoo zij het in den kop kregen, zoo iets te beproeven, zouden zij ook ondervinden, dat Kapitein Holmfeld handen aan 't lijf en fiksche gasten aan boord heeft. Maar zij zullen het niet zooverre laten komen. Wees zoo goed en zeg er maar niets van dat de passagiers het hooren.

"'t Is mij welkom," gaf Kapitein Holmfeld, een stevige vierkante Deen, hem in goed Hollandsch ten antwoord. "Maar gij komt immers ook aan boord, met dien Heer, dien gij bij u hebt?" "Wel gewis!" zeide Pulver, terwijl hij de ladder besteeg: "dat is een van mijn patroons, dien ik meebreng: hij zal u, hoop ik, ook geen belet doen."

Woord Van De Dag

verduldige

Anderen Op Zoek