Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !

Bijgewerkt: 21 juli 2025


"Neen, Mijnheer! ik hen een portretteur," zeide Heynsz: "maar ik heb genoeg experientie, om te weten hoe te handelen met lieden, die volontair zijn, als UEd." "Ik wou wel eens zien, dat iemand mij hier hield," zeide Lodewijk, de hand aan zijn degen slaande: "wat u betreft, Mijnheer Huyck! ik zie wel, dat alle praatjes niet helpen.

"Vrij onhandig zeker: en zoo ik u niet beter kende, Heynsz, zou ik waarachtig denken, dat de Vliesridder u omgekocht heeft. Is er niets meer?" "Niets, Ed.-Gestrenge! buiten eenige zakkenrollerijen op den Haarlemmerweg gisteravond gepleegd, bij gelegenheid eener harddraverij." "Niets anders?" "Waarlijk niets," antwoordde Heynsz, zijn zakboekje naziende. "Niets? Ei!

"O! niets ter wereld!" zeide Lodewijk: "ik kwam aan de Juffer een bezoek geven; en Mijnheer begrijpt dit kwalijk te moeten nemen." "Monsieur Heynsz," zeide Amelia met waardigheid: "ik heb deze kamer van u gehuurd en dit geeft mij recht om te vorderen, dat ik er mijn vrijheid op moge genieten." "Uw vrijheid!

Kort na zijn vertrek werd er een prachtige garnituur gemist, en bij gedane nasporing bleek het, dat een man, die naar de beschrijving vrijwel op Heynsz geleek, gemelde juweelen verpand had. Hij werd opnieuw verhoord en gevangengezet; deze laatste gevangenis was echter de kortste.

Ik wil alleen zijn, en zoo mij dit niet vergund wordt, zal ik naar een ander verblijf moeten uitzien." "Mij dunkt," zeide ik, Heynsz aanziende, "dat Mejuffer niets onbillijks vordert." "Integendeel!" zeide hij: "zij spreekt als een boek: ik was in erreur. Allons! Mijne Heeren: gij hebt gehoord de intentie van Mejuffer. Kom, vriend Helding! opgemarcheerd."

"Gij zult mij die woorden nader ophelderen," zeide Lodewijk, Heynsz bij den arm nemende en ter zijde trekkende, als vreezende, dat ik iets van het antwoord verstaan zoude. "Direct!" zeide Heynsz: en tegelijk de deur openende, ging hij het portaal in, waar Lodewijk hem volgde als een hond, die slagen heeft bekomen.

Gerustgesteld door de tegenwoordigheid van Heynsz, in wiens bijzijn ik begreep, dat Amelia geene beleediging te vreezen had, maakte ik insgelijks een buiging en verliet de kamer, doch bleef in 't portaal staan, daar ik Blaek niet wilde ontloopen.

Heynsz verwierf nog hoogeren lof: en, daar hij de eenige schilder in 't gezelschap was, scheen het aan de overigen een des te geschikter gelegenheid toe om te zijnen opzichte hun gewoon thema van eerbenamingen te kunnen variëeren.

Wel! zij heeft mij verteld, hoe gij bezoeken aflegt bij een jonge juffer, die bij Heynsz woont, en die gij van uw reis hebt medegebracht. "Het is gelijk ik dacht," zeide ik: "nu! de tijd zal mij wel rechtvaardigen, al ben ik daar thans niet toe in staat." "Ja! maar intusschen gaat Lodewijk met haar strijken en dan helpt u uwe rechtvaardiging wat!"

"Ik zal u verzoeken, liever een vaartuig te mijnen koste te nemen," zeide Van Lintz. "Ziedaar een billijk voorstel," zeide ik tegen Heynsz: "gij zijt bovendien afgezonden, om Mijnheer gevangen te nemen, en niet om hem te pijnigen door den aanblik van iemand, die hem met reden hatelijk is."

Woord Van De Dag

1195

Anderen Op Zoek