United States or Gambia ? Vote for the TOP Country of the Week !


Daar waren dan ook den volgenden morgen de Hoofden vroegtydig vereenigd. Havelaar trad binnen, groette, en nam plaats. Hy ontving de geschreven maandelyksche berichten over landbouw, veestapel, politie, en justitie, en legde die tot nader onderzoek ter-zyde.

Doch Havelaar was te zeker van z'n zaak om de minste achterdeur open te houden. "Onderzoek, rapport en voorstel." Wel te verstaan: alles binnen den grens myner instruktie, en uit kracht van die instruktie. Eerst jaren daarna is dat onderzoek werkelyk geschied, en de Regeering was genoodzaakt te erkennen dat Havelaar de waarheid had gezegd.

Als Duclari nog meende dat Havelaar "gek" was, had men 't hem niet ten-kwade kunnen duiden wanneer hy zich in deze meening versterkt voelde, by 't bemerken der korte verstoordheid die er, na en om dat neussnuiten, op Havelaars gelaat te lezen was.

Wy gelooven van Havelaar, dat hy de armen en onderdrukten, waar hy die mocht aantreffen, zou beschermd hebben, al had hy by "God Almachtig" het tegendeel beloofd.

Althans hy wendde zyn schreden en liep naar-buiten terug. 't Spyt me wel, zei Tine. Dat was misschien iemand die kippen te-koop had, of groente. Ik heb nog niets in huis. Wel, laat dan daartoe maar iemand uitzenden, antwoordde Havelaar. Je weet dat inlandsche dames gaarne gezag oefenen.

Wat al rozen in den tuin, riep Tine, en ziedaar ook rampeh en tjempaka, en zooveel melati, en zie eens al die schoone lelien ... En, kinderen als ze waren, vermaakten zy zich met hun nieuw huis. En toen 's avends Duclari en Verbrugge, na een bezoek by Havelaar, terugkeerden naar hun gemeenschappelyke woning, spraken zy veel over de kinderlyke vroolykheid van de nieuw aangekomen familie.

Bovendien, ik had allerlei gekheden in 't hoofd ... Traoessa? riep mevrouw Havelaar een bediende toe. W

Het is een van de honderd boeken, die hij na 't schrijven van Max Havelaar in het hoofd had. Het begin is al vóór 1862 geschreven: in de Minnebrieven gewaagt hij van Fancy, die in een koffer te Laeken ligt.

Later schrijft Ottilie hem, hoeveel stukken in Max Havelaar ze herkend heeft. In het najaar van 1857 komt hij te Brussel aan. Daar leefde hij in een kleine herberg, waar zijn broeder bij zijn terugkomst uit Indië een maandenlangen achterstand voor hem aanzuiverde.

Dan moesten er getuigen komen ... niemand durfde tegen den Regent getuigen ... och, m'nheer Havelaar, die zaken zyn zoo moeielyk! De lezer zal, vóór hy myn boek heeft uitgelezen, even goed als Verbrugge weten waarom die zaken zoo byzonder moeielyk waren. Mynheer Slotering had er veel ergernis over, vervolgde de kontroleur, hy schreef scherpe brieven aan de Hoofden ...