United States or Democratic Republic of the Congo ? Vote for the TOP Country of the Week !


En zoo bemerkten de vijanden tot hun grooten schrik, dat de man, dien ze zoozeer haatten èn vreesden, nog alles behalve dood was. Luther werd op den Wartburg uitstekend verzorgd en met onderscheiding behandeld. Hij kreeg er twee edelknapen tot zijn dienst.

Desniettemin werd hij verbannen, maar was zelfs in zijne ballingschap niet veilig voor de vervolgingen der Spartanen, die hem haatten, omdat hij, tegen hun zin, bewerkt had, dat het weder opgebouwde Athene met muren omringd werd. Hij vluchtte daarom naar den Perzischen koning, die hem vriendelijk opnam.

"Zooals u zeer goed weet", begon hij, "was uw vader de rijkste man in de provincie en ofschoon hij bij velen bemind en geëerd was, waren er weer anderen die hem haatten of benijdden. Wij Spanjaarden, die naar de Filippijnen komen, zijn ongelukkigerwijze niet wat we moesten wezen; ik zeg dit zoowel voor een van uw voorouders, als voor uw vaders vijanden.

Ze mochten nu ook al niet doen, als de vereerders van den »Liguriër«, en hem op alle mogelijke wijzen vleien en verheerlijken, ze mochten hem zelfs zoo nu en dan in het geheim doen gevoelen, dat ze hem haatten en minachtten, in het openbaar hielden ze zich, alsof zij volkomen eenstemmig over Columbus dachten, als alle anderen. Of Columbus zich door hen liet verschalken, het is niet te denken.

Zijne onderdanen waren echter lang niet gesticht over al de nieuwigheden, die hun vorst invoerde, en zij haatten de vreemdelingen, die door hem in het land geroepen waren en met weldaden werden overladen. Met leede oogen zagen zij het aan, hoe die vreemde mannen tot de hoogste waardigheden klommen. In hun oog waren die vreemdelingen immers verre hunne minderen?

De Hollanders lachen en bespotten onze domheid, maar als wij ons trachten te ontwikkelen, dan nemen ze eene uitdagende houding tegenover ons aan. O! wat heb ik veel verdriet gehad als kind op school, waar de onderwijzers en vele medescholieren ons zoo vijandig gezind waren. Maar niet alle onderwijzers en leerlingen haatten ons. Velen kenden ons en hadden ons lief, evenals de andere kinderen.

Zijn hart was gebroken; nog immer zweefde voor zijne lippen de bittere galbeker der schande, dien hij in zoo korten tijd schier tot den bodem had geledigd. IJselijke gedachte! Hij had zijn leven gewaagd om een mensch te redden, en de menschen haatten en vermaledijdden hem nu! Men wilde hem met modder werpen en hem steenigen als eenen dollen hond!

Wij, anderen, zaten dat met stillen haat aan te zien. O, hoe haatten en vervloekten wij dien kerel, dien gemeenen kinderbeul. Als we maar gekund hadden, we hadden hem tot modder getrapt. Maar daar stond hij, onaantastbaar, in zijn macht als meester.

Ik kan je alleen mijn geluk niet laten zien, omdat mijn stengel me zoo hoog houd; anders kon je in mijn hart kijken. Zoo sprak ze soms met de besten, die dicht bij haar waren; maar die veraf stonden, en haar in de verte zagen pronken met haar brutaal, rood kleed en trotsche houding, in 't oog vallend en rechtop alsof ze dat zoo wilde, haatten haar met al de kracht van hun kleine zieltjes.

Wat het zijn kon, dat er eenigen in het dorp haar haatten? Wellicht was zij te gelukkig geweest. Of was het uit oude dagen, dat een wrok, om een gebaar, een woord of een daad, of om het geheim van haar innerlijk wezen, bestond? Onverzoenlijk was haar vijand, en loerend op het gunstige oogenblik. Hij werkte haar, waar hij kon, tegen.