United States or Qatar ? Vote for the TOP Country of the Week !


De rotsen van Tintagel baadden zich in het heldere morgenlicht, de zon goot hare stralen over den helderblauwen zeespiegel en over de groene weiden, die tusschen de rotsen waren gelegen, boven de glinsterende golfjes en tegen de kale rotswanden zwenkten de zeevogels en in de omgeving van het koninklijk slot heerschten leven en bedrijvigheid.

Zij zwom zachtjes voort, om de oppervlakte niet al te zeer te rimpelen, en voorover gebogen, met den neus bijna in de golfjes, keek zij naar het zand en de steentjes onder haar in den geheimzinnigen nevelachtigen afgrond. Vooral de halmen joegen haar eene huivering aan, wanneer zij voor hen heenkwam.

Hij deed eenige stappen naar de zee en zijn blik schitterde met buitengewonen glans, maar hij trachtte volstrekt niet te ontsnappen. Hij sloeg de kleine golfjes gade die op het land wegstierven. "Dit is nog slechts de zee," merkte Gideon Spilett op, "en het schijnt dat deze hem niet op de gedachte brengt om te vluchten."

Nu en dan kunt ge, soms maar door een smal steegje, een blik werpen op de breede rivier, wier dansende golfjes schitteren in het zonnelicht, of laten de huizen en tuinen eene ruimte open, die u een vrijer en wijder blik gunt op de veel bezongen Zaan.

Ge wandelt door hare stille straten, waarin haast geen voetstap weerklinkt dan de uwe en waarin alles u aan den vroegeren tijd herinnert; uw blik dwaalt langs de ouderwetsche geveltjes, zoo geestig uitkomende tusschen het groen ter wederzijde van de belommerde gracht; ge volgt den met statig geboomte beplanten weg, die langs de haven naar de Zuiderzee voert, en het is stil op dien weg en de haven is bijna ledig; en als ge eindelijk haar monding bereikt, dan bespeurt ge niets dan de kabbelende golfjes der zilvergrijze zee.

De bootslieden hijgden en zwoegden en waren een en al aandacht; de regen verblindde hen; toch geen enkele misstoot. Nu links een stoot, dan rechts een ruk, daarop bogen beiden naar één kant over; de bark schoot met den opgewipten kant over een rots heen. Bij elke versnelling kregen wij golfjes water over; de regen deed er het zijne bij en wij zagen weldra onze handtasschen in de boot ronddrijven.

De zuiderzon goot hare milde stralen over de kabbelende golfjes der blauwe zee, witte meeuwen scheerden de oppervlakte van het heldere water en langzaam, zeer langzaam voer eene kleine gondel uit de haven naar de stad terug. In die gondel zaten eene oude dame en een jong meisje, wier rijke kleederdracht genoegzaam aanduidde, dat zij tot eene voorname familie behoorden.

De hemel was niet langer blauw, maar welfde zich boven hem als een koepel van groen glas. De zee was melkwit. Zoover hij zien kon, rolde zij haar witte golfjes met zilveren glans op de toppen. Midden in al dat witte lagen koolzwart de vele klippeneilanden. Of ze groot of klein waren, vlak als weilanden of vol klippen, ze waren even zwart.

De treurwilg nijgt èn loot èn loover-last, Die ’t water zoeken met een hoopvol trachten: En lijdzaam op de blijde stonde wachten, Dat zij door golfjes worden overplast: Men moet den popel, die zich buigt, verachten, De treurwilg, die de wolken zoekt, misdoet, Want elk moet, wat hem past te doen, betrachten: Wie, wat zijn aard beveelt, verricht, is goed: De duif zij zacht, maar de arend toon’ zijn krachten, En gal zij bitter, maar de honig zoet.

Er komen slechts kleine rimpelingen aan de oppervlakte, regelmatige golfjes, die harmonieus op elkander volgen, en waar men voor kan wegloopen, als zij wat hoog komen of haast maken en teveel terrein winnen. Maar er is iets anders.