Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !


Mher Gervaas schouwde Disdir in de oogen en schudde kommervol het hoofd. "Ik betwijfel den moed, ja, de onverschrokkenheid uwer ridders niet", zeide Disdir Vos, "maar het onmogelijke kan niemand"

De koning van Frankrijk heeft boden aan mher Gervaas Van Praet en aan de schepenen van Brugge gezonden, om hun te gebieden, zonder uitstel tot het kiezen van eenen nieuwen graaf over te gaan. De stad Gent heeft insgelijks zulk bevel ontvangen." "Wat beteekent dit?" riep Eggard spottend. "Meent de koning van Frankrijk nu dat hij zich met de zaken van Vlaanderen te bemoeien heeft?"

Maar nu trad een wapenbode dichter bij den toren en riep hun toe: "In name van mher Gervaas Van Praet, veldheer der Vlaamsche heirkracht, spreek ik tot u. Hoort, wat hij u meldt. Geeft u over in zijne handen, opdat hij over het lot van elk uwer beschikke naar zijnen wil. Een half uur gunt hij u om tot deze overgaaf te besluiten.

In het diepe der zaal, onder een kostbaar verhemelte van roode zijde, zat de koning van Frankrijk, Lodewijk de Dikke; nevens hem, aan de eene zijde, Willem van Normandië, de nieuwe graaf, door hem benoemd, en aan de andere Gervaas Van Praet, die om zijne uitstekende diensten tot de waardigheid van kastelein van Brugge was verheven geworden. Van wederkanten des troons zaten de rechters.

Maar wat kan ons nu het straffen van eenen enkelen man baten? Men neme in acht dat de beschuldigde Kerel, volgens de wetten der Ambachten, in zijn recht was en niets gedaan heeft dan zijnen plicht." "Daarover zal het hoogerhof der ridderen uitspraak doen", wedervoer Tancmar met eenige bitterheid. "Het hoogerhof der ridderen?" hernam Gervaas Van Praet.

Ik heb hem onder bewaking mijner gezellen in eene kamer van dezen burcht geleid." Mher Gervaas richtte eenige woorden tot zijne makkers, om hun te verzekeren dat hij slechts eenige oogenblikken afwezig zou blijven, en hen aan te manen hunne vroolijkheid onafgebroken voort te zetten. Dan volgde hij den wapenknecht naar eene bijgelegene kamer van den burcht.

Baudewijn Van Aelst, die hun aanleider scheen, begon in stilte met mher Gervaas Van Praet en met den voorschepen te spreken. Ongetwijfeld deelde hij hun gewichtige dingen mede; want de veldheer scheen spijtig en betuigde zijne ontevredenheid door bittere woorden.

Mher Gervaas Van Praet zond eenen wapenbode naar den burg om den Kerels eene opschorsing der vijandelijkheden tot morgen bij zonsopgang te verzoeken, ten einde men de gekwetsten mocht opnemen en de dooden begraven. Deze vraag werd ingewilligd, en de Kerels staken boven de Hofpoort de witte vredevlag uit. Binnen den burg had men insgelijks een zeker getal dooden en gekwetsten.

Toen men den veldheer Gervaas Van Praet van dit ontwerp kennis gaf, keurde hij het af en wilde de Gentenaars beletten dus verraderlijk den aanvaarden wapenstilstand te breken; doch de ridders zelven laakten zijne teergevoelige eerlijkheid jegens moordenaars die in den ban der kerk lagen.

De veldheer Gervaas Van Praet trad vooruit op de stelling, met een bezegeld perkament in de hand, en, zich tot de hoofdmannen wendende, zeide hij: "Ziet hier, vrienden, wat Lodewijk, de machtige koning van het Fransche rijk, aan de ridders van Vlaanderen en aan de inwoners der goede steden schrijft."