Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !

Bijgewerkt: 6 mei 2025


De korte, zachtharige vacht is van boven grijsbruin, van onderen geelachtig wit van kleur. De Buidelmuis, die in Oost-Australië, van Queensland tot Victoria, inheemsch is, voedt zich, evenals hare verwanten, met bladen, vruchten, knoppen en andere malsche plantendeelen. Zij versmaadt ook een klein Insect niet, wanneer zij dit toevallig ontdekt.

Zij hebben een tamelijk gelijkmatige, blauwachtig grijze kleur, die op den rug en de zijden een weinig donkerder is dan aan de onderzijde van den romp. De borstels zijn geelachtig. De eerste, nauwkeurige berichten over dit dier danken wij aan A. Von Humboldt.

Deeze fraaije vogel behoort, zoo men zegt, tot het zoort der Pluviers; hy heeft de gedaante van een duif; zyne pluimaadje heeft eene donkere kaneel-kleur of zeer donker roodachtig oranje; de buik en hals zyn volmaakt zwart; de vouw van elke vlerk, waar van de vederen een schitterend geele kleur hebben, is gewapend met een spoor van eene zelfstandigheid, gelyk aan hoorn, en dienende tot verdediging van deezen vogel: hy heeft geen staart; zyn bek is byna twee duimen lang; zyne pooten zyn ook zeer lang, en, even gelyk de bek, van een geelachtig groene kleur; zyne klauwen, vooral de achterste, zyn uittermaten lang; zy schynen berekend, om de zwaarte van den vogel in het slyk te dragen, alwaar men hem dikwils ontmoet, mogelyk om aldaar zyn voedzel in het water te zoeken.

Zoover het oog reikt, ziet men overal leven en beweging; bijna op iederen heuvel zit rechtop als een Eekhoorntje, de kleine, geelachtig bruine Marmot; het naar boven gerichte staartje is voortdurend in beweging en de fijne, blaffende stemmetjes van de vele duizenden dieren, vereenigen zich tot een gonzend gedruisch.

Het nest is een ondiepe uitholling van den grond en met eenige droge halmpjes of worteltjes bekleed; er worden in den regel 4, soms slechts 2 peer- of tolvormige eieren in gelegd; deze hebben een fijne, glanslooze schaal, die op licht roestgeelachtigen of geelachtig olijfkleurigen grond met een meer of minder groot aantal grauwzwarte en violette vlekken en stippels geteekend is.

De Blauwraven (Cyanocorax) behooren in Middel- en Zuid-Amerika thuis. Een van de meest verbreide soorten van dit geslacht is de Kapdragende Blauwraaf (Cyanocorax chrysops), zoo genaamd, omdat de opstaande, fluweelzwarte veeren van den bovenkop en den voorkop duidelijk te samen één geheel uitmaken en een soort van kap vormen. Bovendien hebben ook de teugels, de zijden van den hals, de keel en de voorhals tot aan de borst een koolzwarte kleur; de nek, de rug, de vleugels en de staartveeren (voor zoover deze niet door de vleugels bedekt worden) zijn ultramarijnblauw, aan den wortel zwart; de onderdeelen, van de borst tot aan de stuit, de onderdekveeren van den vleugel en de spits van den staart zijn geelachtig wit; boven en onder het oog komt een hemelsblauwe, breede, halvemaanvormige vlek voor; een dergelijke vlek versiert den wortel van den ondersnavel; de eerstgenoemde is van boven zilverkleurig gezoomd. De oogen zijn geel, de snavel en de pooten zwart. Deze 35

De buikzijde is geelachtig, met eenige zwarte vlekken gestippeld; de pooten zijn met een gering aantal zwarte dwarsstrepen geteekend, hun kleur wordt in de nabijheid van de teenen geler; de binnenzijde van de achterpooten is geelachtig en ongevlekt. De Wilde Kat bewoont ook thans nog geheel Europa met uitzondering van het hooge noorden van Skandinavië en Rusland.

Deze zijn geelachtig wit en gelijken in vorm eenigszins op die van den Aardappel, waaraan deze plant verwant is. De snel kiemende zaden worden in Maart gezaaid in een pot, die voor het venster wordt gezet. De kiemplantjes moeten spoedig gerepikeerd en, na de ontwikkeling der eerste blaadjes, afzonderlijk in potjes geplant worden.

Het oog is donkerbruin, de snavel zwart, de spits van den ondersnavel geelachtig, de voet donkerbruin. De lengte van 't lichaam bedraagt 18, die van den staart 7 cM. Terwijl de andere soorten van Piepers een bepaalde voorliefde toonen voor de vlakte en slechts hier en daar bergstreken bewonen, behoort de Waterpieper uitsluitend in 't gebergte thuis.

Zijn korte, maar dichte en zijdeachtig zachte vacht is aan de bovenzijde vaalgrijs, aan den kop en op den rug zwak roodachtig, aan de binnenzijde van de ledematen en aan den buik geelachtig wit van kleur; een dergelijke kleur hebben de wangen en een tusschen de oogen beginnende overlangsche streep, die zich tot aan den top van den neus uitstrekt. De ooren zijn vleeschkleurig, de oogen bruin.

Woord Van De Dag

vuistdreigend

Anderen Op Zoek