Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 15 juli 2025
Een kroniekschrijver uit het begin der veertiende eeuw, Geoffroi de Paris, doorspekt zijn berijmd geschiedverhaal met spreekwoorden, die de moraal van het gebeurde geven, en daaraan doet hij wijzer dan Froissart en Le Jouvencel, wier sententies van eigen maaksel dikwijls als halfgare spreekwoorden uitvallen: "Enssi aviennent li fait d'armes: on piert une fois et l'autre fois gaagn'on."
Op alle wijzen drong anders de werkelijkheid de negatie van het ridderlijke ideaal aan de geesten op. De veldheerskunst had sedert lang de tournooihouding opgegeven: de oorlog van de veertiende en vijftiende eeuw was er een van besluipen en verrassen, van strooptochten en raids. De Engelschen hadden het eerst het afstijgen van de ridders in den slag ingevoerd, en het werd aan Fransche zijde overgenomen. Eustache Deschamps meent spottend, dat het dient om het vluchten te beletten. Op zee, zegt Froissart, is het ijselijk vechten, want daar kan men niet wijken en vluchten. Buitengewoon naïef komt de ontoereikendheid der ridderlijke opvattingen als militair beginsel uit in het Debat des hérauts d'armes de France et d'Angleterre, een tractaat van omstreeks 1455, waarin in den vorm van een twistgesprek de voorrang van Frankrijk boven Engeland wordt betoogd. De Engelsche heraut heeft den Franschen gevraagd, waarom zijn koning niet een groote scheepsmacht onderhoudt, gelijk die van Engeland. Wel, antwoordt de Fransche heraut, dat heeft hij niet noodig, en bovendien: de Fransche adel houdt meer van den oorlog te land dan ter zee, om verschillende redenen: "car il y a danger et perdicion de vie, et Dieu scet quelle pitié quant il fait une tourmente (storm), et si est la malladie de la mer forte
Kulturgesch. VIII p. 396. Chastellain. III p. 38-49; La Marche, II p. 400ss.; d'Escouchy, II p. 300ss.; Corp. chron. Flandr., III p. 525; Petit Dutaillis, Documents nouveaux, p. 113, 137. Over een blijkbaar ongevaarlijken vorm van gerechtelijk tweegevecht: Deschamps IX p. 21. Froissart, ed. Luce, IV p. 89/94. Froissart, IV p. 127/8. Lefèvre de S. Remy, I p. 241. Froissart, XI p. 3.
La Marche, IV, Estat de la maison, p. 34, 51, 20, 31. Froissart, ed. Luce, III p. 172. Journal d'un bourgeois, § 218 p. 105. Chronique scandaleuse, I p. 53. Molinet, I p. 184; Basin. II p. 376. Alienor de Poitiers, Les honneurs de la cour, ed. La Curne de Sainte Palaye, Mémoires sur l'ancienne chevalerie, 1781, II p. 201.
Naast de kerkelijke paramenten moesten wij de met juweelen en schelletjes bezette prachtgewaden van het hof kunnen leggen. Wij moesten de pralend getooide schepen kunnen zien, waarvan ons de miniaturen slechts een hoogst gebrekkige, schematische voorstelling geven. Er zijn weinig dingen, wier schoonheid Froissart zoo heeft getroffen als van de schepen.
De werkelijkheid, die dit geval weerspiegelt, blijkt uit Froissart: hij zag inderdaad Engelsche heeren, die één oog met een lap bedekt hielden ter voldoening aan de gelofte, om slechts met één oog te zien, totdat zij dapperheid in Frankrijk hadden verricht.
Wien men ook neemt van de bekende fransche chronisten der veertiende en vijftiende eeuw: de scherpe Froissart, de droge Monstrelet en d'Escouchy, de plechtstatige Chastellain, de hoofsche Olivier de la Marche, de bombastische Molinet, allen met uitzondering van Commines en Thomas Basin beginnen met hoogdravende verklaringen, dat zij schrijven ter verheerlijking van ridderdeugd en roemrijke wapenfeiten.
Geschiedschrijvers als Thucydides en Xenophon, chroniqueurs als Ville-Hardouin en Froissart, maken door den levendigen dramatischen vorm van het verhaal, door de ingevlochten redevoeringen der aanvoerders, denzelfden indruk, als de historische-romanschrijvers uit de school van Walter Scott.
Recollection des merveilles, bij Chastellain VII p. 200; vergelijk de beschrijving der Joutes de Saint Ingelevert in een gedicht, vermeld bij Froissart ed. Kervyn, XIV p. 406. Le Pastoralet, ed. Kervyn de Lettenhove, (Chron. rel.
De parvulis ad Christum trahendis, ib. p. 281; Contra tentationem blasphemiae, ib. p. 246. Le livre du chevalier de la Tour-Landry, p. 80, 81, vgl. Machaut, Livre du Voir-Dit, p. 143ss. Ib. p. 55, 63, 73, 79. Nic. de Clemangiis, l.c. p. 145. Quinze joyes de mariage, p. 127, vgl. p. 19, 29. 124. Froissart, ed. Luce et Raynaud, XI p. 225ss. Chron. Montis S. Agnetis, p. 341; J. C. Pool, Frederik v.
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek