Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !

Bijgewerkt: 21 juli 2025


De chevalerie zou niet het levensideaal van eeuwen zijn geweest, indien daarin niet hooge waarden aanwezig waren geweest voor de ontwikkeling der samenleving, indien het niet sociaal, ethisch en aesthetisch noodzakelijk was geweest. Juist in de schoone overdrijving had eenmaal de kracht van dit ideaal gelegen.

Bezag men hem met nuchteren werkelijkheidszin, zooals Commines, dan leek al die hooggeroemde chevalerie zoo nutteloos en onecht, een opgemaakte vertooning, een belachelijk anachronisme: de werkelijke roerselen, die de menschen deden handelen en het lot van staten en gemeenschappen bepaalden, lagen er buiten.

Aan de andere kant vindt men vele edellieden die te arm zijn om zich de dure wapenrusting aan te schaffen of het strijdros en de wapenen waar een ridder van voorzien moet zijn; die blijven geheel hun leven »equyers". Maar er zijn jongere zonen van goede familie of kinderen uit de verarmde adel die aan het hof van een vorst aangenomen worden en daar opgevoed; daar worden ze dan in de wapenhandel geoefend en leren er allerlei hofdiensten; wanneer ze òf de heer die ze dienen òf hun familie er toe kunnen brengen hun een wapenrusting of een paard ten geschenke te geven, dan worden ze bij het bereiken van de mannelijke leeftijd »adoubé", met het zwaard omgord, en ontvangen ze de »colée", de ridderslag met verschillende ceremonieën, en dan moeten ze voortaan hun »chevalerie" hoog houden, door zich zelf te voorzien, of zich door anderen te laten voorzien van ridderwapens en paard en door zich vlijtig in de wapenen te blijven oefenen.

Met het ridderideaal hadden deze begrippen op zich zelf weinig te maken. Zoodra de strijd geen edelen geldt, ziet men al de ruwe wreedheid van den tijd, ontdaan van het masker der hooghartige chevalerie.

De hier geraadpleegde werken zijn o.a. doch vooral: LA CURNE DE SAINTE PALAYE, Mémoire sur l'ancienne Chevalerie; L. GAUTIER, La Chevalerie; A. SCHULZ, Das höfische Leben zur Zeit der Minnesinger; MOLL, a.w. De geschiedenis van het ridderwezen in Nederland aanlokkelijke maar zware taak moet nog geschreven worden. Dr.

A. Piaget, Romania XXVII 1898, p. 80ss. Zie daarover La Curne de Sainte Palaye, Mémoires sur l'ancienne chevalerie, 1781, II p. 94-96. Molinet, I p. 16/17. N. Jorga, Philippe de Mézières, p. 469. l.c., p. 506. Froissart, ed. Luce, I p. 2/3; Monstrelet, I p. 2; d'Escouchy, I p. I; Chastellain, I prologue, II p. 116. VI p. 266; La Marche, I p. 187; Molinet, I p. 17, II p. 54.

La Marche, IV, Estat de la maison, p. 34, 51, 20, 31. Froissart, ed. Luce, III p. 172. Journal d'un bourgeois, § 218 p. 105. Chronique scandaleuse, I p. 53. Molinet, I p. 184; Basin. II p. 376. Alienor de Poitiers, Les honneurs de la cour, ed. La Curne de Sainte Palaye, Mémoires sur l'ancienne chevalerie, 1781, II p. 201.

Daaruit blijkt wel, dat hij met den adel op goeden voet stond of wenschte te staan. Het oorspronkelijk gedicht De l'Ordene de Chevalerie in 36 achtregelige strofen, bevat eene uiteenzetting van het ridderwezen en van de symbolische beteekenis der plechtigheden bij de ridderwijding.

De zin der gelofte is in den regel, dat men zich een onthouding oplegt als prikkel om het volbrengen der geloofde daad te verhaasten. Veelal is het een onthouding in verband met spijzen. De eerste, dien Philippe de Mézières als ridder opnam in zijn Chevalerie de la Passion, was een Pool, die in negen jaar niet zittende gegeten of gedronken had.

Na zijn plotseling vertrek uit Friesland, was hij, als voorheen, de fortuin van Beaumont gevolgd, had eerst met dezen in Bretagne en, na den dood van dien volmaakten Ridder, dien parangon de la Chevalerie, gelijk hem de Fransche kroniekschrijvers noemen, met den vermaarden Du Guesclin, in Spanje den oorlog bijgewoond: zonder dat hem echter al zijn wakkere daden en getrouwe diensten, aan de Fransche kroon bewezen, merkelijk verrijkt hadden.

Woord Van De Dag

staande

Anderen Op Zoek