Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !

Bijgewerkt: 1 mei 2025


De algemeene geestdrift voor Koning en Vaderland bragt die opofferingen nogtans gaarne en getrouw, en mogten ook de duizenden, als soldaten en schutters uitgetrokkene Friesche jongelieden en mannen vele blijken geven van krijgshaftigheid, van onbezweken trouw en moed, waardoor onder het leger de Friesche naam met eere werd gehandhaafd.

Men wil, dat daaronder drie typen voorkomen, die men gewoonlijk als het Friesche, het Geldersche en het Zeeuwsche ras onderscheidt. Twee andere typen zouden wellicht nog daarbij gevoegd kunnen worden, die van Holland en Utrecht, maar nog meer dan in andere provinciën heeft hier verbastering plaats gehad.

In de friesche steden, waar, b. v. te Leeuwarden en te Sneek, »de Suupmerk", in deze eeu soms verhollandscht tot »Zuipmarkt", nog bestaat, zegt men suup. Elders in de noordelike gewesten, b. v. te Groningen, is eene zuivelspyze als diksoepen bekend; en ook in Brabant, b. v. te Breda, kent men zuipen als zuivelspijs.

Het Landfriesch, zoo heet het zuiverste Friesche dialekt, wordt gesproken tusschen Vlie en Lauwers en omvat 1. de tongvallen der Waldjers in het Noordoosten; 2. die der Klaikers in het Westen en 3. het Zuidhoeksch, dat grenst aan den Saksischen tongval van de Stellingwerven. Verder behoort hiertoe 4. het taaleigen van West- en Oost-Terstelling.

De mansvóórnamen, in deze geslachtsnamen besloten, zijn allen oud-germaansche namen, en grootendeels nog heden ten dage by de Friesen in gebruik. De mansvóórnamen Benno en Otto zijn by de meeste germaansche volkeren, by de Duitschers in de eerste plaats, nog heden in volle gebruik. Zy hebben oorsprong gegeven aan de friesche geslachtsnamen Bennema en Ottema.

Het Friesche oorijzer was oorspronkelijk een ring, zooals nog de Zeeuwsche benaming "beugel" of "hoepel" getuigt. Inderdaad leeft in de Friesche oorijzers nog voort de Oudgermaansche hoofdband of diadeem; dit is bepaaldelijk betoogd door den Frieschen oudheidkundige J. H. Halbertsma in zijn opstel over Den Ring van Epe, Overijsselsche Almanak 1849.

"De Friesche edelman heeft gelijk," zeide Treslong: "ik ben onwillekeurig een stap vooruitgegaan: ik zou echter de verschooning kunnen bijbrengen, dat hij zijn aanmerking had behooren te doen vóór, of op het oogenblik dat ik mijn pijl afschoot; maar daarvan wil ik geen gebruik maken. Ik sta hem den prijs af."

In de Narede van hier vóór genoemde treurspel en in de Friesche Volks-Almanakken van 1841 en 1845 komen omtrent beide deze onderwerpen belangrijke berigten voor, indien men deswege nader wenscht ingelicht te worden.

Men schrijft bovengenoemde friesche dorpsnamen ook wel als Tjallebert, Luinjebert, en het maakt in dezen form deel uit van de dorpsnamen Middelbert, Lettelbert, die in de oud-friesche Ommelanden van Groningen voorkomen.

Zoo zou men de Friesche taalkennis als hulpwetenschap kunnen beoefenen, zoo men zich daarbij eeniglijk ten doel stelde, om de oude Friesche wetboeken, als oorkonden van oudheid en regtskennis, te beschouwen. Anders is het gelegen met de grammaticale beoefening van iedere taal, en van de Friesche in het bijzonder.

Woord Van De Dag

rozen-hove

Anderen Op Zoek